“
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, met onderliggende verwijzingen naar het strafdossier, d.d. 26 mei 2014, van Politie Oost-Nederland, bovenregionale recherche Noord- en Oost-Nederland, onderzoek Gouwe (04BRF11012).
In dit rapport is naar het oordeel van het hof een deugdelijke berekening opgenomen van het door veroordeelde genoten wederrechtelijk voordeel.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de methode van de eenvoudige kasopstelling. Daaruit komt naar voren dat veroordeelde in de periode 1 januari 2007 tot en met 30 januari 2013 meer contante uitgaven heeft gedaan dan door zijn legale contante ontvangsten kunnen worden gedekt.
Op 28 december 2006 wordt er € 200,00 gepind vanaf de bankrekening van veroordeelde. Daar er verder geen gegevens bekend zijn, is dit gepinde bedrag aangehouden als het beginsaldo contant geld.
Uit de bankafschriften van veroordeelde is af te leiden dat er in de periode 1 januari 2007 t/m 30 januari 2013 een bedrag van € 64.260,50 aan contanten opgenomen wordt.
Uit het onderzoek zijn verder geen contante legale inkomsten gebleken.
Tijdens de doorzoeking in de woning van veroordeelde op 30-01-2013, is omgerekend een bedrag gevonden van € 712,04. Dit bedrag bestond uit Zwitserse franken, euro's en Australische dollars. Dit bedrag is het bedrag dat als eindsaldo contant geld is aangehouden
Op de privé rekening van veroordeelde is te zien dat er een bedrag van € 133.193,31 aan contanten gestort wordt. Dit betreft een totaal van 127 stortingen over de periode van 1 januari 2007 t/m 30 januari 2013.
Daarnaast zijn er bij de doorzoeking in de woning van veroordeelde diverse facturen aangetroffen die contant betaald zijn. Tevens heeft veroordeelde een camper gekocht, volgens een getuige voor € 5.000,00 contant. Totaal betreft dit een bedrag van € 26.688,56.
Het vorenstaande is weergegeven in onderstaand schema
Door veroordeelde is naar voren gebracht dat hij (vanaf enig moment) geen huur meer hoefde te betalen voor zijn woning, omdat hij de woning eigenhandig zou opknappen. Hij kreeg vervolgens (ter correctie van de inhouding op zijn netto per bank uitbetaalde salaris) elke maand € 1.250,- aan salaris contant uitbetaald, aldus de veroordeelde. De berekende werkelijke contante inkomsten bevatten dan ook € 91.250,- (73 maanden maal € 1.250,-) aan contant ontvangen salaris dat wel aan de belastingdienst is opgeven, aldus veroordeelde. Veroordeelde concludeert derhalve dat de legale contante inkomsten met dat bedrag verhoogd dienen te worden.
Het hof verwerpt dit verweer. Dat veroordeelde elke maand € 1.250,- salaris contant heeft ontvangen, is naar het oordeel van het hof feitelijk niet aannemelijk geworden. Hetgeen veroordeelde ter onderbouwing hiervan heeft aangedragen is onvoldoende. Overigens, als veroordeelde wel elke maand € 1.250,- contant (extra) salaris zou hebben ontvangen, dan is dat wederrechtelijk verkregen voordeel omdat hiervan niets uit de boekhouding is gebleken en het daarom aannemelijk is dat het afkomstig is uit de 'zwarte' omzet van [D] BV. Het gestelde niet betalen van de huur van zijn woning is derhalve niet relevant voor het met de methode van eenvoudige kasopstelling berekende wederrechtelijk verkregen voordeel.
Veroordeelde heeft ook overigens de berekening van het wederrechtelijk voordeel niet of niet voldoende met steekhoudende argumenten weerlegd en niet in voldoende mate weersproken. Veroordeelde stelt wel een heleboel, maar de onderbouwing ervan is zo mager dat het hof het gestelde niet aannemelijk acht.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat
€ 96.123,00kan worden aangemerkt als wederrechtelijk door veroordeelde verkregen voordeel.”
Het hof heeft − met verwerping van het door de verdediging gevoerde verweer − op grond van het in deze zaak opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (met onderliggende verwijzingen naar het strafdossier) vastgesteld dat door de betrokkene méér contante uitgaven (inclusief bankstortingen) zijn gedaan, te weten € 159.881,87, dan door zijn legale contante ontvangsten (inclusief bankstortingen), te weten € 64.270,50, kunnen worden gedekt. Het verschil daartussen, te weten € 96.123,-, dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk door de betrokkene verkregen voordeel, aldus het hof. Onder verwijzing naar het namens de betrokkene ter terechtzitting van het hof gevoerde verweer, klaagt het middel over de verwerping daarvan door het hof.
Bij de beoordeling van het middel dient het volgende te worden vooropgesteld. Indien door of namens de betrokkene een in het financieel rapport gemaakte gevolgtrekking die is ontleend aan de inhoud van een of meer wettige, voldoende nauwkeurig in dat rapport aangeduide bewijsmiddelen, voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechter in zijn overwegingen met betrekking tot die schatting moeten motiveren op grond waarvan hij ondanks hetgeen door of namens de betrokkene tegen die gevolgtrekking en de onderliggende feiten en omstandigheden is aangevoerd, die gevolgtrekking aanvaardt.