Herkenning cliënt
Bovendien kan cliënt op basis van de camerabeelden niet als dader worden aangemerkt. De officier van justitie heeft op de zitting van 20 februari 2018 vermeld dat de verbalisanten die de beelden hebben bekeken, hebben verklaard dat er een grote gelijkenis is tussen de dader op de beelden en cliënt. Hieruit kan echter niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat het ook daadwerkelijk cliënt is die op de beelden staat. Hiertoe neem ik onder meer de verklaring van verbalisant [verbalisant 4] , naar aanleiding van het verhoor op 11 januari 2018 dat hij bij cliënt heeft afgenomen, in aanmerking. Na het verhoor heeft de verbalisant de beelden van de diefstal in de [B] en [A] bekeken en heeft hij het volgende verklaart:
“Ik zag dat deze beelden niet scherp waren en dat de verdachte van de winkeldiefstal onduidelijk in beeld was. Desondanks zag ik qua uiterlijk en postuur veel overeenkomsten met de verdachte die ik kort daarvoor gehoord had. Omdat de beeldkwaliteit te wensen overlaat kan ik niet met 100% zekerheid verklaren dat de verdachte die ik kort daarvoor gehoord had dezelfde persoon is, als degene van de camerabeelden”.
Ook verbalisant [verbalisant 5] , die cliënt op 3 november 2017 staande heeft gehouden, kan op basis van de beelden van de diefstal, geen 100% herkenning opmaken omdat het gezicht van de dader te onduidelijk te zien is. Volgens hem zouden de zwarte Nike schoenen met witte rand overeen komen met de schoenen die [verdachte] tijdens zijn staande houding droeg. Op basis van de foto’s kan ik echter niet zien dat het hier gaat om Nike schoenen. Er zijn slechts donkere sneakers waarneembaar met een witte rand. Op de foto’s die in het dossier zitten zie ik juist géén Nike logo aan de zijkant staan.
Wat kunnen we nu daadwerkelijk vaststellen? Zowel cliënt als de man op de foto’s heeft een donkere huidskleur. Maar veel meer dan dit kunnen we niet vaststellen. Er is slechts een gelijkenis op basis van huidskleur. Het behoeft geen verdere onderbouwing dat dit ruimschoots onvoldoende is voor herkenning.
Tot slot is het ook opmerkelijk dat de dader géén gezichtsbeharing had, terwijl [verdachte] zowel op zijn SKDB foto, als tijdens zijn staande houding op 3 november 2017 wel een korte baard en ongeschoren snor heeft.”
8. Voorts heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2019 onder meer het volgende verklaard:
“Mijn verhaal is dat ik enige tijd vóór 18 augustus 2017 na een afspraak met een prostituee in de gemeente Leidschendam-Voorburg mijn jas - met daarin mijn telefoon - ben vergeten mee te nemen. Sindsdien heb ik die telefoon niet meer in mijn bezit.
[…]
U houdt mij voor dat mijn telefoon op de vluchtroute van de dader is aangetroffen.
Ja, dat klopt. Dat bleek dus mijn telefoon te zijn. Die telefoon zat dus in mijn jas die ik eerder had laten liggen bij die prostituee. Dat uit het dossier blijkt dat mijn telefoon zich verplaatste naar Leidschendam klopt met mijn verhaal, want ik ben daar geweest.
[…]
U vraagt mij wanneer ik die afspraak had met die prostituee in Leidschendam-Voorburg.
Dat weet ik niet meer precies, maar het kan in augustus 2017 geweest zijn. Het is inmiddels al lang geleden.”
9. De raadsman was kennelijk verrast door de verklaring die de verdachte tegenover het hof aflegde. In aanvulling op hetgeen de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota had aangevoerd, merkte hij op dat hij niet eerder op de hoogte was van de verklaring van de verdachte over diens bezoek aan een prostituee waarbij de verdachte zijn telefoon zou zijn kwijtgeraakt en dat om die reden deze verklaring van de verdachte niet in zijn pleitnota was verwerkt.
10. Het hof heeft in respons op het gevoerde verweer van de raadsman en de verklaring van de verdachte het volgende overwogen:
“Namens de verdachte is vrijspraak van het tenlastegelegde feit bepleit. De verdachte heeft verklaard - verkort en zakelijk weergegeven - dat de op de vluchtroute aangetroffen telefoon weliswaar van hem was, maar dat hij niet weet hoe de telefoon aldaar is terechtgekomen. Hij is enige tijd voor 18 augustus 2017 na een afspraak met een prostituee in de gemeente Leidschendam-Voorburg zijn jas – met daarin de desbetreffende telefoon – vergeten mee te nemen en sindsdien is de telefoon niet meer in zijn bezit.
Het hof is van oordeel dat het scenario dat is geschetst zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen en dat de verklaring van de verdachte met betrekking tot het verlies van zijn telefoon ook overigens volstrekt ongeloofwaardig is.
Voor dat oordeel van het hof is van belang dat uit historische verkeersgegevens die zich in het dossier bevinden blijkt, dat de desbetreffende telefoon in de nacht van 18 augustus 2018 [ik begrijp 2017, EH] in Zaandam was terwijl uit de gemeentelijke basisadministratie is gebleken, dat de verdachte ingeschreven stond op een adres in Zaandam.
Op 18 augustus 2018 [ik begrijp 2017, EH] omstreeks 10.57 uur is de desbetreffende telefoon verplaatst naar Leidschendam, waar rond 12.15 uur [ik begrijp 12:25 uur (bewijsmiddel 1), EH] het bewezenverklaarde feit is gepleegd.
Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat bedoelde verklaring van de verdachte eerst ter terechtzitting in hoger beroep is afgelegd door de verdachte en geen enkel feit bevat dat voor verificatie in aanmerking komt.
Het hof acht het ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.”
11. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de dader van de onderhavige diefstal meteen nadat hij was aangesproken door ter plaatse gekomen verbalisanten wegrende en werd achtervolgd door een van de verbalisanten. Op zijn vlucht trok de dader een oudere vrouw aan haar arm waardoor zij ten val kwam. Nadat de verbalisant de dader uit het oog was verloren, werd op de vluchtroute van de dader, direct achter de struiken waar de dader doorheen was gerend, een mobiele telefoon aangetroffen. Deze telefoon bleek van de verdachte te zijn. Dit een en ander wordt in de schriftuur niet bestreden, zodat daarvan in cassatie kan worden uitgegaan.