ECLI:NL:HR:2008:BC5969
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Uitleg over de toepassing van artikel 46a van het Wetboek van Strafrecht in het geval van mislukte uitlokking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder door de politierechter in Assen vrijgesproken van poging tot uitlokking van een misdrijf, maar het Hof had deze vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De verdachte stelde in cassatie dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat zijn gedragingen onder artikel 46a van het Wetboek van Strafrecht vielen, omdat de persoon die hij probeerde te bewegen tot het plegen van een misdrijf, niet toegankelijk was voor zijn aanzetten. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdediging onjuist was. Artikel 46a Sr vereist niet dat de persoon die benaderd wordt, toegankelijk is voor de gedragingen van de verdachte. De Hoge Raad benadrukte dat het gaat om gedragingen die niet leiden tot een begin van uitvoering van het misdrijf. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof het verweer van de verdediging had kunnen verwerpen en dat de bestreden uitspraak niet tot cassatie leidde. Het beroep werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de veroordeling van de verdachte door het Hof.