“Cliënt is in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal van 507,22 euro (te weten: 500,- euro gepind, 6,20 euro voor sigaretten en 1,02 euro van de aansteker). Cliënt ontkent niet dat hij met de pinpas van aangeefster heeft gepind, maar stelt dat hij dit heeft gedaan met toestemming van aangeefster, hetgeen zou betekenen dat geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening.
Uit het dossier blijkt dat er een vriendschappelijke verstandhouding was tussen cliënt en aangeefster. Zo stelt aangeefster dat cliënt haar "oma" noemt. Cliënt heeft op zijn beurt verklaard dat aangeefster bij hem over de vloer kwam om te eten of drinken. Verder zijn er nog een aantal opvallendheden in het dossier die wijzen op een vriendschappelijke relatie tussen cliënt en aangeefster. Zo stelt de bankbediende dat hem niets bijzonders is opgevallen bij de geldtransactie en op de camerabeelden is niet te zien dat cliënt opvallend meekijkt als aangeefster een pin transactie doet. Verder is op pagina 44 en 45 duidelijk te zien dat aangeefster en cliënt in goede sfeer samen de bank verlaten.
In dit verband wordt voorts gewezen op het volgende. In het PV aangifte staat dat aangeefster op woensdag 5 augustus 2015 op het politiebureau kwam om aangifte te doen. In het PV bevindingen staat echter te lezen dat aangeefster met haar zoon samen aangifte heeft gedaan op 30 juli 2015. Het is aldus geheel onduidelijk wie er wanneer precies aangifte heeft gedaan; aangeefster of (voornamelijk) haar zoon op 5 augustus en/of 30 juli 2015. Dit is van belang omdat uit het PV bevindingen blijkt dat voornamelijk de zoon van aangeefster aan het woord was tijdens de aangifte. Het is dan ook de zoon van aangeefster – en niet aangeefster zelf – die stelt dat "de bankpas en pincode van zijn moeder [zijn] misbruikt." Het is aldus onduidelijk gebleven of aangeefster al dan niet toestemming heeft gegeven voor de tenlastegelegde pintransacties en/of dat de zoon van aangeefster hier een eigen (negatieve) invulling aan heeft gegeven.
Gezien voorgaande is het voor de verdediging essentieel om aangeefster hierover vragen te stellen. In dit kader doet de verdediging het navolgende verzoek:
Verzoek horen aangeefster [betrokkene 1]
1. [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1935 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] aan de [a-straat 1] (aangeefster).
De verdediging wenst deze getuige vragen te stellen over hetgeen is afgesproken c.q. voorgevallen tussen haar en cliënt die bewuste 27e juli 2015. Meer specifiek wenst de verdediging van deze getuige te horen of zij al dan niet toestemming heeft gegeven aan cliënt om haar pinpas te gebruiken. Te meer nu cliënt heeft verklaard dat deze getuige op de hoogte was van de geldtransactie(s) en zij daarmee heeft ingestemd. Eén en ander is van belang voor de vraag of er al dan niet sprake is van wederrechtelijke toe-eigening aan de zijde van cliënt.”