Voetnoten
1.Bij de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur).
2.Uitspraak Rechtbank Den Haag van 9 juli 2018, nr’s SGR 18/153 t/m157.
3.Uitspraak Gerechtshof Den Haag van 3 juli 2019, nr’s BK-18/00851 t/m 18/00855.
4.Art. 3.67 e.v. Wet IB 2001.
5.Afdeling 4.2.3. Wet op het financieel toezicht (Wft), art. 4:18 e.v.
6.Art. 4:24a Wft.
7.D. Busch, ‘De toekomst van de bijzondere zorgplicht in de financiële sector’, NJB 2020/424.
8.R. Veugelers, ‘Werkgever kan zich niet verschuilen achter zorgplicht van anderen’, PensioenMagazine 2019/41.
10.Zie W. van Boom, H. Pluut en J.-P. van der Rest, ‘Eigen verantwoordelijkheid of bescherming tegen verkeerde keuzes’, NJB 2019/2353.
11.A, Brenninkmeijer, ‘De burger tussen de ambities en doelstellingen van de Awb’, in: B. Marseille e.a. (red.), 25 Jaar Awb, Deventer 2019, blz. 41-42.
12.E. Soetendal en M. van ’t Zet, ‘Pensioenfondsen en hun deelnemers: van zorgplicht naar zorgambitie’, PensioenMagazine 2019/42.
13.E. Vijverberg, ‘Ook de overheid heeft een zorgplicht’, PensioenMagazine 2019/40.
14.Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, ‘Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief voor zelfredzaamheid’ (2017).
15.Idem, blz. 41.
16.Zie tevens persbericht ‘Overheid overschat financiële zelfredzaamheid burgers’ van 30 juni 2016.
17.Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, ‘Kans op financiële problemen’ (2012) en ‘Competenties voor financiële redzaamheid op de lange termijn’ (2013).
18.Kabinetsreactie, Kamerstuk 34775 VI nr. 88 van 22 januari 2018.
19.TK vergaderjaar 88-89 21 221, nr. 3, blz. 11 en 12.
20.TK vergaderjaar 88-89 21 221, nr. 3, blz. 45
21.P. Nicolaï, Beginselen van behoorlijk bestuur (diss.), Deventer 1990, blz. 180.
22.Zie art. 2:3 en 6:15 Awb.
23.TK vergaderjaar 88-89 21 221, nr. 3, blz. 52.
24.P. Nicolaï, Beginselen van behoorlijk bestuur (diss.), Deventer 1990, blz., 328-329.
25.P. Nicolaï, Beginselen van behoorlijk bestuur (diss.), Deventer 1990, blz., 436-437 en 460-461.
26.Commissie Evaluatie Awb III, ‘Toepassing en effecten van de Algemene wet bestuursrecht 2002-2006’, Den Haag 2007, blz. V.
27.N. Doornbos, ‘Naar een meer responsief bestuursrecht?’, in: B. Marseille e.a.(red.), 25 jaar Awb In eenheid en verscheidenheid, Deventer 2019, blz. 569. Op blz. 569-571 geeft zij een handzaam overzicht van de bevindingen in het rapport en tal van wetenschappelijke publicaties.
28.A.Q.C. Tak, ‘Rechtspraak onder de Awb’, in: B. Marseille e.a. (red.), 25 jaar Awb In eenheid en verscheidenheid, blz. 93 e.v.
29.L. Damen, ‘Van Awbmens naar responsieve burger?’, in: B. Marseille e.a. (red.), 25 jaar Awb In eenheid en verscheidenheid, blz. 113.
30.L. Damen, a.w., blz. 117.
31.L. Damen, a.w., blz. 118, geciteerd zonder voetnoten.
32.L. Damen, a.w., blz. 113 (kopje).
33.M. Scheltema, ‘De responsieve rechtsstaat: het burgerperspectief’, NTB 2019/24, onderdeel 4.
34.Verg. HR 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:513, V-N 2020/16.6 inzake terugbetaling kinderopvangtoeslag. 35.M. Scheltema, a.w., onderdeel 6 en 7.
36.M. Scheltema, ‘Wetgeving in de responsieve rechtsstaat’, RegelMaat 2018/3.
37.R.J.N. Schlössels, ‘Beginselen van behoorlijk bestuur’, NTB 2019/42.
38.ABRvS 29 mei 2019 (Dakterras Amsterdam), ECLI:NL:RVS:2019:1694, AB 2019/302 met noot van L.J.A. Damen, JB 2019/124 met noot van C.L. Albers. 40.J.D. Baron en E. Poelmann, ‘Principles always ring twice: de menselijke maat is willen en doen’, TFB maart 2020.
41.Nationale Ombudsman, Behoorlijkheidswijzer (te vinden op de website).
42.Verg. art. 20a Uitv.reg. Algemene wet inzake rijksbelastingen.
43.Art. 7:2 Awb.
44.Art. 14c Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
45.Art. 25, lid 1, Invorderingswet 1990 (IW), evenwel met berekening van invorderingsrente, zie art. 28 e.v. IW.
46.Art. 25, lid 3 en volgende, IW. Voor zoveel nodig merk ik nog op dat ook art. 44b IW (verzekeraarsaansprakelijkheid) voor belanghebbende geen soelaas biedt.
47.Zie onderdelen 3.32 en 3.44.
48.Art. 3:2 en 3:4 Awb.
49.Verg. de zogenoemde doorbraakarresten HR 12 april 1978, BNB 1978/135 -137 met noot van C.P. Tuk.
50.Zie onderdeel 3.17-3.18 en de in het vervolg van de conclusie aangehaalde literatuur.
51.Art. 8:51a e.v. Awb. Deze bepaling geldt niet voor de Hoge Raad zelf.