Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
Verzonden: dinsdag 6 november 2018 16:13 uur
Aan: CIB (Rechtbank Oost-Brabant)
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die op 17 oktober 2018 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, wegens openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De verdachte had op de nadere terechtzitting van 3 oktober 2018 moeten verschijnen, en het cassatieberoep diende binnen veertien dagen na de uitspraak van het hof, dus uiterlijk op 31 oktober 2018, ingesteld te worden. Echter, uit de akte cassatie blijkt dat het beroep pas op 7 november 2018 is ingesteld, wat ruim na de wettelijke termijn is. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maken.
De akte cassatie werd opgesteld door een administratief ambtenaar van het gerechtshof, die een schriftelijke volmacht van de advocaat van de verdachte ontving. Deze volmacht was gedateerd op 18 oktober 2018, maar de e-mail met de volmacht werd pas op 6 november 2018 naar de griffie gestuurd. De Procureur-Generaal stelt dat de overschrijding van de cassatietermijn niet kan worden verontschuldigend, omdat de verdachte zelf verantwoordelijk is voor het tijdig instellen van het beroep. De enkele mogelijkheid dat de overschrijding aan een ambtelijke fout te wijten is, is onvoldoende om het beroep ontvankelijk te achten. De conclusie is dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het cassatieberoep, en dat er geen verdere bespreking van de middelen aan de orde komt.