ECLI:NL:PHR:2020:1260

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
20/00053
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/00053
Zitting15 december 2020

CONCLUSIE

P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 24 december 2019 door het gerechtshof Den Haag wegens “de eendaadse samenloop van 1. financieren van terrorisme, meermalen gepleegd en 2. overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2 van de Sanctiewet 1977, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr. Voorts heeft het hof een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis opgelegd. Tot slot heeft het hof inbeslaggenomen, nog niet teruggeven voorwerpen, verbeurd verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelhoudt in dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende met redenen omkleed, een witte Samsung telefoon, een witte iPhone en oplader, een Toshiba laptop en een Toshiba harde schijf heeft verbeurd verklaard.
Voor een juiste beoordeling van het cassatiemiddel is het niet nodig hier de bewezenverklaring letterlijk over te nemen. Ook een integrale weergave van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen is niet noodzakelijk. De kern van het bewezenverklaarde is dat de verdachte door middel van een overboeking van € 500,00 op 27 december 2013 en door middel van een money transfer van € 950,00 op 5 augustus 2014 geld heeft overgemaakt naar een vriend en een zwager die op dat moment zijn te linken aan de gewapende jihadistische strijd in Syrië. De bewezenverklaring en de strafrechtelijke kwalificatie daarvan staan in cassatie niet ter discussie. Het gaat nu enkel nog om de verbeurdverklaring van de hiervoor onder 3 opgesomde voorwerpen.
Uit art. 33a lid 1 Sr blijkt dat voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar zijn als er een relatie is tussen het voorwerp en hetgeen is bewezenverklaard. In deze zaak heeft het hof in verband met de verbeurdverklaring enkel overwogen dat rekening is gehouden met de draagkracht van verdachte, dat op de voorwerpen beslag rust, dat deze volgens de eigen verklaring van verdachte aan hem toebehoren en dat ze vatbaar zijn voor verbeurdverklaring “
omdat het voorwerpen zijn met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.” Het hof heeft deze beslissing niet nader gemotiveerd. Uit de door mij gecursiveerde zinsnede blijkt onmiskenbaar dat het hof is uitgegaan van de situatie van art. 33a lid 1 aanhef en onder c Sr, waar is bepaald dat “voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan” (of voorbereid), kunnen worden verbeurdverklaard.
Met een korte motivering van een verbeurdverklaring kan onder meer worden volstaan als rechtstreeks uit de bewezenverklaring volgt dat een bepaald voorwerp een rol heeft gespeeld bij de uitvoering van het feit. Daarvan zou in het onderhavige geval sprake zijn geweest als bijvoorbeeld was tenlastegelegd en bewezenverklaard dat de verdachte “met zijn iPhone” geld heeft overgeboekt. Ook in andere situaties kan met een summiere motivering worden volstaan, mits uit de gebezigde bewijsmiddelen en/of uit het verhandelde ter terechtzitting maar voldoende aanknopingspunten zijn te destilleren dat het voorwerp ook daadwerkelijk een rol heeft gespeeld bij het begaan (of het voorbereiden) van het bewezenverklaarde.
In deze zaak gaat het blijkens de toelichting op het middel over het oordeel van het hof dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan met behulp van de verbeurd verklaarde voorwerpen. Dat oordeel is volgens de steller van het middel ‘niet begrijpelijk’ gemotiveerd. Betoogd wordt:
a. dat uit bewijsmiddel 5 [PF: bedoeld zal zijn het 5e bewijsmiddel van feit 1] blijkt dat op een
Toshiba computerSkype gesprekken zijn aangetroffen tussen de verdachte en zijn (begunstigde) vriend, maar dat niet blijkt wanneer die gesprekken zijn gevoerd en wat de inhoud daarvan was. Daardoor kan geen relatie worden gelegd tussen ‘die gesprekken en de bewezen verklaarde feiten’;
b. dat uit bewijsmiddel 6 [PF: bedoeld zal zijn het 6e bewijsmiddel van feit 1] blijkt dat op een
Toshiba harde schijfSkype gesprekken zijn aangetroffen over de verzending van geld, maar dat ‘strikt genomen (…) noch de harde schijf, noch de computer dienstig (zijn) geweest voor het overmaken en verzenden van de (geld)bedragen’;
c. dat het hof niet ‘de computer (…), maar een laptop’ zou hebben verbeurd verklaard en dat een vergelijking ‘van de IBN-nummers op de beslaglijst en de uitgewerkte bewijsmiddelen bij het arrest leert dat het niet om dezelfde goederen gaat.’
8. Het betoog onder a treft geen doel. Het berust op een onjuiste lezing van het arrest van het hof. In onderlinge samenhang bezien, vormt bewijsmiddel 5 van feit 1 de opmaat naar het daaropvolgende 6e bewijsmiddel. Bewijsmiddel 5 bevat inderdaad niet de data waarop Skype gesprekken zijn gevoerd en wat de inhoud van die gesprekken was. Dit bewijsmiddel gaat over de in de woning van de verdachte in beslaggenomen Samsung telefoon die is voorzien van een Skype applicatie en waarin de naam van de begunstigde vriend van de verdachte in de Skype-contacten staat. Verder maakt bewijsmiddel 5 er melding van dat op een Toshiba computer IBN-code [001] Skype conversaties tussen de verdachte en die vriend zijn aangetroffen. Uit bewijsmiddel 6 van feit 1 blijkt dat ook deze computer in de woning van de verdachte is inbeslaggenomen. In dit 6e bewijsmiddel staan de data en de inhoud van de - op de harde schijf van deze computer aangetroffen - Skype chatgesprekken wel vermeld. Het gaat om gesprekken (berichten) van de verdachte met zijn vriend op 26 en 27 december 2013 en op 11 maart 2014 en om gesprekken van de verdachte met zijn zwager op 24 december 2013, op 2 en 5 januari 2014 en op 28 juli 2014. Uit die gesprekken kan onder meer worden afgeleid dat verdachtes vriend en verdachtes zwager zich in Syrië bevinden, dat zij bij ‘jahbat nusra’ zijn aangesloten en dat de verdachte geld aan deze personen zal gaan verzenden en heeft verzonden. Uit deze omstandigheden heeft het hof niet onbegrijpelijk kunnen afleiden dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan met behulp van de inbeslaggenomen Toshiba computer (voorwerp 3) en de Samsung telefoon (voorwerp 1). Deze zienswijze behoeft geen nadere motivering. Daar kan voor wat betreft de Samsung telefoon nog aan worden toegevoegd dat de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij niet alleen met zijn vriend heeft gechat maar ook gebeld. De klacht faalt in zoverre.
9. Wat betreft het betoog onder b kan ik kort zijn. Zoals uit het voorgaande blijkt gaat het in bewijsmiddel 6 over Skype gesprekken die stonden op de harde schijf uit de Toshiba computer. Dat geheel is vatbaar voor verbeurdverklaring. Voor zover met de zinssnede dat ‘strikt genomen noch de computer, noch de harde schijf dienstig (is) geweest voor het overmaken en verzenden van de bedragen’ wordt bedoeld te klagen dat de laptop en harde schijf enkel verbeurd zouden kunnen worden verklaard als daarmee de daadwerkelijke handeling tot het overmaken of verzenden van het geld zou zijn verricht, berust het op een opvatting die het recht niet kent.
10. Onder c is betoogd dat het hof niet een computer maar een laptop zou hebben verbeurd verklaard. Mogelijk baseert de steller van het middel dit op hetgeen onder bewijsmiddel 6 inzake feit 1 is vermeld, te weten dat ‘er kennelijk Skype berichten aanwezig waren op de harde schijf van de Toshiba computer’. Uit de beslaglijst bij ’s hofs arrest blijkt dat voorwerp 3 een ‘Zwaar beschadigde Toshiba Laptop [002] ’ is en dat het deponeringsnummer van die laptop ‘ [003] ’ betreft. Uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder het onder bewijsmiddel 5 inzake feit 2 bedoelde proces-verbaal, kan volgen dat de (zwaar beschadigde) Toshiba laptop het inbeslagname-nummer […] is toegekend en dat dit dezelfde ‘computer’ betreft als die waarvan de harde schijf met IBN [001] op Skype gesprekken is onderzocht. Uit de beslaglijst kan bovendien eenduidig volgen dat het nummer ‘ […] ’ een (onderdeel van) het deponeringsnummer betreft. Gelet daarop faalt dit deel van de klacht. De door het hof verbeurd verklaarde computer is de (zwaar beschadigde) Toshiba laptop.
11. In de toelichting op het cassatiemiddel wordt geen bijzondere aandacht besteed aan de Toshiba harde schijf (voorwerp 4) en de Iphone met oplader (voorwerp 2). Uit de beslaglijst blijkt dat voorwerp 4 een harde schijf met het nummer ‘ [004] ’ betreft met deponeringsnummer ‘ [005] ’. Uit het proces-verbaal waarnaar het hof onder bewijsmiddel 5 inzake feit 2 heeft verwezen blijkt dat een Toshiba harde schijf in beslag is genomen en dat dit voorwerp nummer IBN [006] heeft toegekend gekregen. Dat is een ander nummer dan het nummer dat is toegekend aan de harde schijf die behoorde bij de in beslag genomen Toshiba laptop, te weten nummer [001] . Op deze laatste schijf stonden de voor het bewijs gebezigde Skype gesprekken. Kortom, er is sprake van twee verschillende harde schijven. Noch uit de bewijsmiddelen, noch uit het verhandelde ter terechtzitting in beide feitelijke instanties blijkt welke rol de harde schijf met het nummer IBN [006] in relatie tot de bewezen verklaarde feiten heeft gespeeld. Daarmee is het oordeel van het hof dat het bewezenverklaarde is begaan met behulp van de harde schijf met nummer [006] , zonder nadere, doch ontbrekende, motivering niet begrijpelijk. [1] Hetzelfde geldt voor voorwerp 2 op de beslaglijst, de iPhone met oplader. Enkel de verklaring van de verdachte dat hij ook heeft gebeld met de zich in Syrië bevindende personen is daarvoor onvoldoende. Ik neem daarbij in aanmerking dat niet blijkt dat het hof de inbeslaggenomen laptop, harde schijf en telefoons als een gezamenlijkheid van voorwerpen heeft beschouwd. [2] Daarmee slaagt de klacht voor zover het de Toshiba harde schijf en de iPhone met oplader betreft.
12. Het lijkt niet noodzakelijk deze zaak terug te wijzen naar het hof. De Hoge Raad kan het bestreden arrest om doelmatigheidsredenen vernietigen voor zover het de verbeurdverklaring van de Toshiba harde schijf en de iPhone met oplader betreft en bevelen dat deze voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven. [3]
13. Het middel slaagt ten aanzien van twee van de vier verbeurd verklaarde voorwerpen.
14. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
15. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen Toshiba harde schijf en iPhone met oplader, tot teruggave van deze voorwerpen aan de verdachte en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Uit het dossier (p. 581-583) volgt dat de harde schijf met IBN [006] wel is onderzocht. Op die harde schijf is een filmpje aangetroffen waarop afbeeldingen van IS-strijders te zien zijn en geluidsfragmenten te horen zijn. Die geluidsfragmenten betreffen verzen uit de Koran. Niet kan worden ingezien hoe dit behulpzaam is geweest bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten.
2.Vlg. J.W. Fokkens in: Noyon/Langemeijer/Remmelink, commentaar bij art. 33a, aant. 4 (actueel tot en met 1 september 2020) met verwijzing naar onder meer HR 23 december 1980,
3.Vgl. HR 21 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:469. Volledigheidshalve wijs ik erop dat een met HR 20 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2143 vergelijkbare situatie in de onderhavige zaak niet aan de orde is. Het (enkele) bezit van het op de harde schijf staand filmpje dat is beschreven in noot 1 is niet strafbaar.