ECLI:NL:HR:2017:469

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
16/02361
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen in verband met diefstal met braak

In deze zaak gaat het om de verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen kniptang en een (brood)mes, die zijn gebruikt bij een diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1983, heeft samen met een ander op 31 december 2012 in Eindhoven etenswaren en twee flesjes bier uit een schuurtje gestolen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof over de verbeurdverklaring niet begrijpelijk is zonder nadere motivering, gezien de omstandigheden van de zaak. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de verbeurdverklaring van de voorwerpen en de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twee maanden naar een maand en drie weken. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar alleen voor wat betreft de verbeurdverklaring van de kniptang en het broodmes, en gelast de teruggave van deze voorwerpen aan de verdachte. De overige onderdelen van het beroep worden verworpen.

Uitspraak

21 maart 2017
Strafkamer
nr. S 16/02361
AJ/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 januari 2015, nummer 20/001302-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen kniptang en het broodmes en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot teruggave van de genoemde voorwerpen aan de verdachte, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt over de verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen kniptang en (brood)mes.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 31 december 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuurtje behorende bij het perceel [a-straat 1] heeft weggenomen etenswaren en twee flesjes bier, toebehorende aan [betrokkene] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten het verbreken van een slot van de achterpoort."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"2. Een proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudend als verklaring van aangever [betrokkene] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn schuur op de [a-straat 1] te Eindhoven op maandag 31 december 2012.
Onze achtertuin is gelegen aan een brandgang. De achterpoort was geheel afgesloten middels een sleutel. Als je de achterpoort binnenkomt heb je meteen aan de rechterzijde een deur, die toegang verschaft naar de schuur. De deur van de schuur was niet afgesloten. Omstreeks 05.42 uur werd ik gebeld door mijn buurvrouw. Zij deelde mij mede dat er ingebroken werd in mijn schuur.
Ik ben naar de achtertuin gelopen. Ik zag dat de schuurdeur open stond. Ik zag dat mijn achterpoort op een kier stond en dat het slot verbroken was. Ik liep mijn schuur binnen en zag dat mijn koelkast open stond; mijn 24-pack van de cola lag op de grond voor de koelkast.
Ik hoorde van de politie dat ze buiten de woning aan de voorzijde magnetronbakken en diverse voedselwaren hadden aangetroffen. Ik herkende de magnetronbakken als mijn eigendom.
Ik zag dat de volgende goederen ook vermist waren: huzarensalade, couscous, 2 flesjes bier (Bavaria), verpakking plakjes kaas en pakjes appelsap.
Ik heb niemand het recht en/of toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
(...)
4. Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudend als relaas van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk agent en brigadier van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, zakelijk weergegeven:
(...)
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , fouilleerde verdachte. Verdachte had een broodmes, een kniptang en een fles bier in zijn jaszak zitten. Deze zijn in beslag genomen.
(...)
7. Een proces-verbaal 'sporenonderzoek', voor zover inhoudend als relaas van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 3] , agent van politie eenheid Oost-Brabant, zakelijk weergegeven:
Op 31 december 2012, omstreeks 09.45 uur, werd door mij, medewerker forensische ondersteuning van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een inbraak aan de [a-straat 1] te Eindhoven.
Ter plaatse zag ik dat de poort naar de achtertuin vanuit de brandgang geforceerd/ingetrapt was. De poort draaide vanuit de brandgang naar de achtertuin en zat aan de scharnierzijde bevestigd aan de schuur in de tuin. Ik zag op de poort aan de brandgangzijde op ongeveer dertig centimeter onder de klink/slot een fragment van een schoenzoolprofiel.
Ik zag dat de neus van de schoenzool naar de bovenrichting (het hof begrijpt: naar boven gericht) stond.
Door mij werd deze afdruk van een schoenzoolprofiel veiliggesteld middels een zwarte gelatinefolie, die door mij werd voorzien van het sporenidentificatienummer (SIN) AAFL3632NL.
Tevens was te zien dat de nachtschoot van het slot van de poort ongeveer vijftig graden was omgebogen in de richting van de brandgangzijde, wat er op duidt dat de poort naar de tuinzijde was geforceerd/ingetrapt.
8. Een proces-verbaal 'vergelijkend schoensporenonderzoek', voor zover inhoudend als relaas van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 4] , brigadier van politie Brabant Zuid-Oost, Forensisch Technische Ondersteuning Eindhoven, zakelijk weergegeven:
Ik, deskundige schoen- en brandsporen, werkzaam bij de Forensisch Technische Ondersteuning te Eindhoven, ontving (1) een foto van een folie met een afgenomen schoenafdrukspoor, voorzien van het SIN-waarmerk AAFL3632NL en (A) een paar schoenen van het merk Dolce & Gabbana.
Naar aanleiding van een inbraak op het adres [a-straat 1] te Eindhoven op 31 december 2012, werden de schoenen (A) aangetroffen, veiliggesteld en inbeslaggenomen van de aangehouden verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] .
Is het schoenafdrukspoor (1) veroorzaakt met de schoenen (A)?
Tijdens een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor (1) en anderzijds de rechterschoen (A) (en de hiermee vervaardigde proefafdruksporen), is gebleken dat het profiel overeenkomt, de afmetingen praktisch overeenkomen en dat onverklaarbare verschillen niet zijn waargenomen.
Op grond van het vergelijkende onderzoek concludeer ik dat het schoenafdrukspoor (1) is veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de schoenen (A).
9. Het proces-verbaal van de terechtzitting van dit hof op 5 juni 2014, voor zover inhoudend als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ken de [a-straat 1] in Eindhoven. Het is juist dat ik in de nacht van 30 op 31 december 2012 door die straat heb gefietst. U, voorzitter, houdt mij voor dat de politie op de schuurdeur [het hof begrijpt: poortdeur] van de woning aan de [a-straat 1] een schoenspoor heeft aangetroffen, dat de politie dit spoor heeft vergeleken met de schoenen van mij en dat de politie heeft geconcludeerd dat het profiel overeenkomt, dat de afmetingen praktisch overeenkomen en dat er geen onverklaarbare verschillen zijn waargenomen met mijn rechterschoen.
Ik loop wel eens door de gangen achter die huizen aan de [a-straat 1] ."
2.2.3.
De bestreden uitspraak houdt onder meer het volgende in:
"De in beslag genomen en nog niet teruggegeven kniptang en een (brood)mes, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het (...) ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan en voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
(...)
Beslissing
(...)
verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een kniptang (...), een (brood)mes (...)"
2.3.
In aanmerking genomen hetgeen ten laste van de verdachte is bewezenverklaard en mede gelet op hetgeen het Hof blijkens de gebezigde bewijsmiddelen dienaangaande heeft vastgesteld, is het oordeel van het Hof dat het bewezenverklaarde met behulp van de in het middel bedoelde voorwerpen is begaan en voorbereid, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal om redenen van doelmatigheid de zaak zelf afdoen.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee maanden.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van voormelde kniptang en (brood)mes alsmede wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de teruggave van voormelde voorwerpen aan de verdachte;
vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze een maand en drie weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 maart 2017.