Conclusie
1.Feiten en procesverloop
(primair)om de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen te gelasten op de door hem voorgestelde wijze,
subsidiairom de verdeling te bevelen van de tussen partijen bestaande gemeenschap ten overstaan van een notaris en met benoeming van onzijdige personen.
A-G] van het beroepschrift.
grief VIIIheeft de man zich gekeerd tegen de bepaling door de rechtbank in rov. 2.9.17 dat de vrouw (slechts) € 5.500,- aan de man dient te vergoeden, omdat de vrouw aldus wordt overbedeeld. De vrouw dient het opgenomen bedrag ad € 11.000,- geheel aan de man terug te betalen, aldus de man.
grief VIIIfaalt (rov. 5.24).
2.Bespreking van het cassatiemiddel
ten eerstede (hoofd)klacht dat het hof in rov. 5.24 – met zijn oordeel dat art. 1:164 BW niet van toepassing is en het om een voorschot op de verdeling gaat – een onjuiste en onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven aan grief VIII. Het hof heeft miskend dat grief VIII strekt tot betoog dat de vrouw wordt
overbedeeld, nu zij zowel (i) de helft van het saldo per 30 november 2017 als (ii) de helft van het na de peildatum opgenomen bedrag toegewezen krijgt. Grief VIII gaat niet over art. 1:164 BW maar kan – al dan niet met toepassing van art. 25 Rv – niet anders worden geduid dan een beroep op art. 1:100 lid 1 BW, te weten dat de echtgenoten een gelijk aandeel hebben in de ontbonden gemeenschap (
nr. 2.1.2).
tweede(hoofd)klacht heeft het hof ook de regel van art. 1:100 BW miskend, althans is zijn oordeel in rov. 5.24 zonder nadere toelichting onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd. Daartoe wordt opnieuw aangevoerd dat de vrouw zonder nadere toelichting ‘dubbel ontvangt’ (
nr. 2.1.3).
voortsnog een bijkomende klacht over de door het hof in rov. 5.22 genoemde peildatum voor de vaststelling van de samenstelling en omvang van de huwelijksgemeenschap (
nr. 2.1.1, waarover nader hierna onder 2.14).
Bankrekeningen
Verdeling
Grief VIII
Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.9.17 van de beschikking d.d. 28 december 2018 bepaald dat de vrouw € 5.500,- aan de man dient te vergoeden wegens schending van art. 1:164 BW.
Grief VIII
Verdeling
bijkomende klacht(
verzoekschrift nr. 2.1.1) bestempelt als onbegrijpelijk de vaststelling van het hof (in rov. 5.22) dat het inleidend verzoekschrift in dit geval is ingediend op
5 maart 2014.
1 december 2017als (juiste) datum van indiening van het verzoekschrift. [11] Deze vergissing heeft bovendien geen gevolgen gehad voor de verdere beoordeling van de zaak, waarbij immers voor de datum van ontbinding van de gemeenschap steeds van de juiste datum van 1 december 2017 is uitgegaan. [12]
twee hoofdklachten(
verzoekschrift nrs. 2.1.2-2.1.3) berusten op het uitgangspunt dat de door het hof in stand gelaten beslissing van de rechtbank – naar de man met grief VIII heeft aangevoerd – ertoe leidt dat de vrouw met een bedrag van € 5.500 wordt overbedeeld, omdat zij ‘dubbel’ ontvangt, namelijk én (i) de helft van het banksaldo zoals dat op 30 november 2017 op de rekening stond [14] , én (ii) de helft van het nadien op 8 december 2017 door haar opgenomen bedrag ad € 11.000.
30 november 2017tussen partijen bij helfte dienden te worden verdeeld (vonnis, rov. 2.9.14). Het middel gaat er kennelijk vanuit dat de vrouw een bedrag ten belope van € 5.500 twee keer ontvangt, namelijk (i) als zijnde de helft van het op 30 november 2017 nog
inhet saldo begrepen bedrag van € 11.000, en (ii) als zijnde de door haar niet aan de man te vergoeden helft van het op 8 december 2017 opgenomen bedrag van € 11.000.
voorschot heeft genomen op de verdelingvan de ontbonden gemeenschap (rov. 5.24, slot). Daarmee heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk tot uitdrukking gebracht dat de vrouw al tot een partiële verdeling is overgegaan, zodat nog ter verdeling bij helfte resteert het met het opgenomen bedrag (van € 11.000,-)
te verminderensaldo per 30 november 2017. In die gedachtegang dient de man de helft van het aldus met € 11.000 verminderde saldo van de zakelijke rekening aan de vrouw te vergoeden, terwijl de vrouw van het door haar opgenomen bedrag – overeenkomstig de in hoger beroep in stand gebleven beslissing van de rechtbank – de helft aan de man dient te vergoeden. Het resultaat is dat ieder van partijen per saldo een bedrag ontvangt dat correspondeert met de hem/haar rechtens toekomende helft van het per 30 november 2017 aanwezige saldo. [16]
gemeenschapte vergoeden – een vergoeding zoals ook art. 1:164 BW behelst. [17]