ECLI:NL:GHDHA:2019:3880
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- A.N. Labohm
- A.H.N. Stollenwerck
- L.H.M. Zonnenberg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en herbeoordeling van partneralimentatie na echtscheiding met betrekking tot de behoefte en draagkracht van partijen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de partneralimentatie na de echtscheiding van partijen. De man, die als ondernemer aanzienlijk meer is gaan verdienen dan in loondienst, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 december 2018, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de hoogte van de partneralimentatie werd vastgesteld op € 1.350,- per maand. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om een verhoging van de alimentatie naar € 3.535,20 netto per maand, gebaseerd op haar behoefte en de welstand tijdens het huwelijk.
Het hof heeft vastgesteld dat de man in de laatste jaren van het huwelijk een aanzienlijk inkomen heeft genoten, wat van invloed is op de behoefte van de vrouw. Het hof heeft de door de rechtbank vastgestelde behoefte van de vrouw van € 2.690,- netto per maand in redelijkheid juist geacht, maar heeft de draagkracht van de man herbeoordeeld. De man is in staat om een bijdrage van € 964,- bruto per maand te voldoen, wat het hof heeft vastgesteld als de nieuwe alimentatieverplichting. De vrouw hoeft de eventueel teveel ontvangen alimentatie niet terug te betalen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om zowel de behoefte van de alimentatiegerechtigde als de draagkracht van de alimentatieplichtige zorgvuldig te beoordelen, vooral in situaties waar de financiële situatie van partijen na de echtscheiding aanzienlijk kan veranderen.