Verklaart het in beslag genomen MMBS, merk Peugeot, type Partner 170C 1.9D, kenteken [kenteken] , onttrokken aan het verkeer.”
3.2. Ten tijde van de indiening van het klaagschrift was het MMBS al onherroepelijk verbeurdverklaard. Tegen deze beslissing is door klaagster, die stelt dat het voertuig aan haar toekwam, een klaagschrift ingediend. Uit de aanhef van de naar aanleiding hiervan gewezen beschikking volgt dat de rechtbank het genoemde geschrift heeft opgevat als een “klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering”. Dat lijkt mij een verschrijving, aangezien het betreffende voorwerp al bij uitvoerbare beslissing was verbeurdverklaard. Dit betekent dat sprake was van een klaagschrift als bedoeld in art. 552
bSv.Op basis van dit artikel kan een belanghebbende, daaronder niet begrepen de verdachte of veroordeelde, zich beklagen over onder meer de onherroepelijke verbeurdverklaring van haar toekomende voorwerpen. Indien de rechter dit beklag gegrond verklaart, dan wordt de verbeurdverklaring herroepen.Dat betekent echter niet dat het voorwerp vervolgens wordt teruggegeven aan de klaagster. Zo kan op de voet van art. 552b lid 5 Sv alsnog worden bevolen dat het voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer, mits het daarvoor vatbaar is.
3.3. Aan de laatstgenoemde bepaling heeft de rechtbank kennelijk toepassing gegeven. Zij heeft immers alsnog de onttrekking aan het verkeer van het voertuig bevolen. De rechtbank heeft echter verzuimd het klaagschrift gegrond te verklaren en de verbeurdverklaring te herroepen. Dat had wel gemoeten. Niet alleen omdat de wet dit voorschrijft,maar ook omdat het MMBS nu zowel onttrokken is aan het verkeer als verbeurd is verklaard. Dat is wat teveel van het goede. Hierover wordt dan ook terecht geklaagd.
3.4. In de schriftuur wordt eveneens terecht aandacht besteed aan de vraag welk belang de klaagster heeft bij deze klacht. Na vernietiging en terugwijzen laat de uitkomst zich immers raden; de verbeurdverklaring wordt alsnog herroepen en de onttrekking aan het verkeer wordt bevolen. Een grond voor cassatie levert het verzuim de verbeurdverklaring te herroepen in mijn ogen dan ook niet zonder meer op. Volgens de steller van het middel heeft de klaagster desondanks belang bij de voornoemde klacht. De rechtbank zou namelijk ten onrechte geen gebruik hebben gemaakt van haar bevoegdheid een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen.Strikt genomen ziet deze belangredenering niet op het geconstateerde verzuim, maar aan de inhoud van het punt doet dat natuurlijk niet af.
3.5. De Hoge Raad heeft in een eerdere uitspraak overwogen dat de rechter een geldelijke tegemoetkoming toe kan kennen indien dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie de onttrokken voorwerpen toebehoren, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen. Of de eigenaar van het voorwerp door de onttrekking aan het verkeer van zijn eigendom onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen worden betrokken hoe de eigenaar van het voorwerp zich in relatie tot dat voorwerp heeft gedragen, de waarde van het onttrokken voorwerp, alsmede eventueel voordeel dat de Staat na de onttrekking met betrekking tot dat voorwerp verkrijgt, bijvoorbeeld door de verkoop van (onderdelen) daarvan.
3.6. Uit de bestreden beschikking blijkt niet dat de rechter tot een geldelijke tegemoetkoming is overgegaan. In mijn ogen behoeft die beslissing een nadere toelichting. De klaagster heeft in de raadkamer aangegeven dat het haar voertuig betrof, zij de kosten voor het MMBS betaalde en dat zij door de verbeurdverklaring financieel is getroffen omdat het MMBS nog wel degelijk waarde heeft. Mede in aanmerking genomen dat klaagster niet bijgestaan werd door een raadsman, had het hof die uitlatingen moeten opvatten als een verzoek om een financiële vergoeding. Na een dergelijk gemotiveerd verzoek, kan de rechter niet zonder motivering overgaan tot een afwijzing.De enkele omstandigheid dat het voertuig weinig waarde heeft – uit het beslagportaal blijkt een aanvankelijk getaxeerde waarde van € 200,- – ontslaat de rechter nog niet van deze motiveringsplicht. De waarde is bovendien niet zodanig laag dat de rechtbank het verzoek slechts had kunnen verwerpen. Daarbij komt dat de rechtbank ervan uit is gegaan dat het voertuig toekomt aan de klaagster, aangezien zij anders niet had kunnen overgaan tot de toepassing van art. 552b lid 5 Sv. Onder die omstandigheden ben ik van oordeel dat de beslissing van de rechtbank onvoldoende met redenen is omkleed.
3.7. Tot slot verdient nog opmerking dat de officier van justitie van oordeel was dat het MMBS terug kon naar de klaagster. Uit door mij ingewonnen inlichtingen blijkt dat, mocht na terugwijzing alsnog tot teruggave worden overgegaan, dit niet meer mogelijk zal zijn. Het voertuig is inmiddels vernietigd. Aan de ontvankelijkheid van de klaagster in de art. 552b-procedure staat dit niet in de weg.Bij gegrondverklaring zal de rechter de verbeurdverklaring herroepen en een last geven als bedoeld in art. 353 lid 2, onderdeel a of b, Sv. Op die last is, ingevolge art. 552b lid 3 Sv, art. 119 Sv van overeenkomstige toepassing. Nu zich het geval voordoet dat het inbeslaggenomen voorwerp op wettige wijze is vernietigd, schrijft het tweede lid van art. 119 Sv voor dat de bewaarder, tot wie een last tot teruggave van dat voorwerp is gericht, overgaat tot uitbetaling van de prijs die het voorwerp bij verkoop door hem redelijkerwijze had moeten opbrengen. Indien het voertuig wordt onttrokken aan het verkeer, kan op grond van art. 33c lid 2 Sr worden overgegaan tot een geldelijke tegemoetkoming.
3.8. Beide middelen slagen.