ECLI:NL:HR:2014:3419

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
14/01759
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag en de behandeling van klaagschrift ex art. 552a Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een klaagschrift dat was ingediend door de klaagster, geboren in 1992. Het klaagschrift was gericht op de teruggave van een geldbedrag van € 2.640,- dat op 28 augustus 2013 onder een betrokkene in beslag was genomen. De klaagster stelde dat dit geld haar toebehoorde. De Rechtbank Oost-Brabant had het klaagschrift op 17 januari 2014 ongegrond verklaard.

De Hoge Raad heeft inlichtingen ingewonnen en vastgesteld dat het inbeslaggenomen geldbedrag inmiddels onherroepelijk was verbeurdverklaard. Dit leidde tot de conclusie dat het klaagschrift, dat oorspronkelijk was ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, moest worden opgevat als een klaagschrift op basis van artikel 552b van hetzelfde wetboek. De Hoge Raad oordeelde dat, indien het gerecht dat bevoegd is tot afdoening van een klaagschrift constateert dat de voorwerpen inmiddels zijn verbeurdverklaard, het klaagschrift als zodanig moet worden behandeld.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak voor verdere behandeling naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. De beslissing van de Hoge Raad was gebaseerd op de redelijke wetstoepassing en de noodzaak om de stukken naar het bevoegde gerecht te zenden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele behandeling van klaagschriften in het strafrecht, vooral in gevallen waar verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen aan de orde is.

Uitspraak

25 november 2014
Strafkamer
nr. S 14/01759 B
LBS/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, van 17 januari 2014, nummer Rk 13/2140, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

2.1.
Bij klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingekomen ter griffie van de Rechtbank Oost-Brabant op 15 november 2013, heeft de klaagster om teruggave verzocht van een op 28 augustus 2013 onder [betrokkene] inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.640,-, daartoe stellende dat dat geld haar toebehoort. De Rechtbank heeft bij de bestreden beschikking het klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard.
2.2.
Uit door de Hoge Raad op de voet van art. 83 RO ingewonnen inlichtingen blijkt dat [betrokkene] op 30 december 2013 door de Rechtbank Oost-Brabant is veroordeeld en dat de Rechtbank het geldbedrag van € 2.640,-, waarvan de klaagster teruggave verzoekt, verbeurd heeft verklaard. Tegen dit vonnis is door [betrokkene] hoger beroep ingesteld, welk hoger beroep vervolgens op 27 januari 2014 is ingetrokken, zodat het vonnis van de Rechtbank onherroepelijk is.
2.3.
Het volgende moet worden vooropgesteld. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat, indien het gerecht dat bevoegd is tot afdoening van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv constateert dat sedert de indiening daarvan de desbetreffende voorwerpen bij inmiddels uitvoerbare beslissing zijn verbeurdverklaard of onttrokken aan het verkeer, dit klaagschrift moet worden opgevat als een klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv. Indien evenbedoeld gerecht, gelet op het tweede lid van dat artikel, niet bevoegd is tot behandeling van het aldus opgevatte klaagschrift dient het te bepalen dat de griffier de stukken zal zenden naar het tot die behandeling wel bevoegde gerecht (vgl. HR 23 november 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9284, NJ 1994/263).
2.4.
In dit geval is het vonnis met daarin de verbeurdverklaring van het geldbedrag eerst in de cassatiefase van de beklagzaak onherroepelijk geworden. Ook voor die situatie heeft te gelden dat het klaagschrift moet worden opgevat als een klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv. De Hoge Raad zal met vernietiging van de bestreden beschikking de zaak voor verdere afdoening en behandeling verwijzen naar het ingevolge het tweede lid van art. 552b Sv bevoegde gerecht.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
bepaalt dat de stukken ter verdere behandeling en afdoening zullen worden gezonden naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 november 2014.