Conclusie
eerste middelklaagt dat de door de rechtbank bewezenverklaarde gebruikte dwangmiddelen in het door het hof bevestigde vonnis niet uit de bewijsvoering kunnen worden afgeleid, althans dat het oordeel hieromtrent ontoereikend is gemotiveerd.
met die [benadeelde] in een auto van Hongarije naar Nederland gegaan en
die [benadeelde] in de buik geslagen en met kracht tegen haar hoofd geslagen waardoor zij bewusteloos raakte en
een groot deel van het door die [benadeelde] verdiende geld aan hem laten afstaan en waarvan verdachte luxe goederen voor zichzelf kocht en
die [benadeelde] elke dag laten werken, waarbij zij werkte van tien uur ’s ochtends tot drie uur ’s nachts waardoor zij nauwelijks tijd aan haar dochter kon besteden en
telkens gecontroleerd of die [benadeelde] wel aan het werk was en hoeveel ze verdiende en zijn onvrede geuit als ze niet genoeg verdiende en/of die [benadeelde] (telkens) uitgescholden en/of dreigende taal geuit tegen die [benadeelde] en/of
die [benadeelde] laten werken terwijl zij ongesteld was en/of
(een deel van) het geld dat door die [benadeelde] in de prostitutie werd verdiend aan zich(zelf) over laten maken via money transfers en
macht over die [benadeelde] omdat haar dochter bij verdachte was in Hongarije en
vaak seks met die [benadeelde] gehad tegen haar zin.”
“Materiële schade
Cliënte heeft haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden afgestaan. Zij heeft dit gedaan gedurende de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 november 2009 en van 1 mei 2010 tot en met 30 januari 2013.
Immateriële schade
“Benadeelde partij
[benadeelde] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
“Aanvulling van gronden inzake de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
‘het verweer van de verdediging in hoger beroep overigens geen nieuwe elementen bevat’en dat het ook de
‘immateriële schade van €10.000,- - dan ook eveneens, naar redelijkheid en billijkheid’zal toewijzen. Zodoende heeft het, in weerwil van hetgeen de steller van het middel betoogt, gemotiveerd gereageerd op het namens de verdediging hieromtrent gevoerde verweer. Al met al acht ik het door het hof bevestigde oordeel van de rechtbank inzake de schatting van de (hoogte van de) geleden schade door de aangeefster niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.