In deze zaak gaat het om de diefstal van kentekenplaten, gepleegd door de verdachte op 11 juli 2015 in Oosterhout. De verdachte werd aangetroffen in het bezit van gestolen kentekenplaten die toebehoorden aan een Volkswagen, terwijl hij een Peugeot had geleend van een vriendin. De Hoge Raad behandelt de cassatie van de verdachte, die was veroordeeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch tot een taakstraf. De verdediging betoogde dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat niet kon worden uitgesloten dat een ander de kentekenplaten had gestolen. Het hof oordeelde echter dat de combinatie van feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat de verdachte kort na de diefstal bij de Peugeot werd aangetroffen met de gestolen kentekenplaten, voldoende bewijs vormde voor de diefstal. De Hoge Raad bevestigde de verwerping van het cassatieberoep, waarbij werd opgemerkt dat de motivering van het hof niet ontoereikend was en dat er geen gronden waren voor vernietiging van de uitspraak.