ECLI:NL:PHR:2019:271

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
17/05049
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van kentekenplaten en de bewijsvoering in het strafrecht

In deze zaak gaat het om de diefstal van kentekenplaten, gepleegd door de verdachte op 11 juli 2015 in Oosterhout. De verdachte werd aangetroffen in het bezit van gestolen kentekenplaten die toebehoorden aan een Volkswagen, terwijl hij een Peugeot had geleend van een vriendin. De Hoge Raad behandelt de cassatie van de verdachte, die was veroordeeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch tot een taakstraf. De verdediging betoogde dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat niet kon worden uitgesloten dat een ander de kentekenplaten had gestolen. Het hof oordeelde echter dat de combinatie van feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat de verdachte kort na de diefstal bij de Peugeot werd aangetroffen met de gestolen kentekenplaten, voldoende bewijs vormde voor de diefstal. De Hoge Raad bevestigde de verwerping van het cassatieberoep, waarbij werd opgemerkt dat de motivering van het hof niet ontoereikend was en dat er geen gronden waren voor vernietiging van de uitspraak.

Conclusie

Nr. 17/05049
Zitting: 26 maart 2019
Mr. D.J.M.W. Paridaens
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 12 oktober 2017 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens “diefstal” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R.J. Baumgardt en mr. P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelklaagt over ‘s hofs motivering van de bewezenverklaring en/of de verwerping van het namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 11 juli 2015 te Oosterhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een auto heeft weggenomen een of meer kentekenplaten, toebehorende aan [benadeelde] ”.
5. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het arrest van het hof:
“1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2015 (pg. 17-18), voor zover inhoudende als verklaring van aangever ( [benadeelde] ), wonende te [woonplaats] , [a-straat 1] :
Ik wil aangifte doen van diefstal van de kentekenplaten van mijn personenauto. Mijn personenauto is voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Dit betreft een Volkswagen Bora, donkerblauw van kleur.
Ik heb mijn personenauto op 10 juli 2015 omstreeks 19:30 uur geparkeerd voor mijn deur. Mijn auto was toen nog intact. Op 11 juli 2015 werd ik omstreeks 09:30 uur gebeld door de politie met de mededeling dat mijn kentekenplaten aangetroffen waren. Toen ik vervolgens bij mijn auto ging kijken, zag ik dat de kentekenplaten van mijn auto af waren.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
De aangever verstrekte over de bij het incident betrokken voertuigen de volgende aanvullende informatie:
Voertuig: Personenauto;
Merk/type: Volkswagen Bora;
Kleur: Blauw;
Kenteken: [kenteken 1] ;
Eigenaar: [benadeelde] , [a-straat 1] te [woonplaats] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 juli 2015 (pg. 7-8), voor zover inhoudende als verklaring van getuige ( [getuige 1] ), afgelegd op 11 juli 2015:
Op 11 juli 2015 omstreeks 00.30 uur ging ik wandelen met mijn hond. Ik hoorde het geluid dat ik herkende als zijnde het geluid van het afbreken van een kentekenplaat van een auto. Ik zag vervolgens een manspersoon die bezig was met het verwijderen van een kentekenplaat aan de voorzijde van een Volkswagen. Ik sprak de man aan op het feit dat hij een kentekenplaat aan het stelen was. Ik zag dat de man ondertussen in gesprek was met een tweede manspersoon die overduidelijk bij hem hoorde. Ik zag dat de man die de kentekenplaat van de auto afhad gehaald deze in de binnenzak van zijn jas probeerde te stoppen. Ik zag dat hij vervolgens van mij weg begon te rennen.
Ik ben vervolgens naar mijn huis gelopen één straat verderop. Ik zag daar een grijskleurige Peugeot personenauto door mijn straat rijden zonder licht. Ik herkende de bestuurder van deze Peugeot als zijnde de manspersoon die bij de man hoorde die zojuist was weggerend met de kentekenplaat. Ik zag dat de Peugeot was voorzien van een Nederlands kenteken gelijkend op [kenteken 2] en dan nog iets.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2015 (pg. 11-13), voor zover inhoudende als relaas verbalisant ( [verbalisant 1] ):
Ik had dienst met collega verbalisant [verbalisant 2] . Op 11 juli 2015 omstreeks 00:54 uur, reden wij over de [b straat] te Oosterhout. Ik zag direct links van mij, in de [c straat] , dat er een grijze Peugeot 206 geparkeerd stond langs de straat waar een persoon bij stond. Ik zag dat de bestuurdersportier van de Peugeot 206 open stond. Ik zag dat hier een man bij stond. Ik zag dat het kenteken aan de voorzijde van de Peugeot 206 [kenteken 2] betrof. Ik merkte dat het kenteken van de Peugeot aan de achterzijde anders was dan aan de voorzijde. Dit betrof namelijk [kenteken 1] . Ik vroeg via de centralist van de meldkamer informatie over beide kentekens. Ik hoorde dat de centralist doorgaf dat het kenteken [kenteken 1] op een blauwkleurige Volkswagen Bora hoorde en dat de tenaamgestelde woonachtig was aan de [a-straat 1] te [woonplaats] . Ik hoorde dat de centralist doorgaf dat het kenteken [kenteken 2] op een grijze Peugeot 206 hoorde. Collega [verbalisant 2] was m gesprek met de man die bij de grijze Peugeot 206 stond, die later [verdachte] bleek te zijn.
Ik zag dat collega [verbalisant 3] (die later ter plaatse was gekomen) de kentekenplaat aan de achterzijde van de Peugeot 206 loshaalde, waarna ik zag dat daaronder het, waarschijnlijk oorspronkelijke kenteken [kenteken 2] tevoorschijn kwam. Ik zag dat er in het voertuig achterin een tweede kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] lag. Verdachte [verdachte]
(het hof begrijpt: [verdachte] )gaf aan woonachtig te zijn aan de [c-straat 1] te [woonplaats] . Het voertuig stond pal voor de deur van zijn woning geparkeerd.
Verdachte: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2015 (pg. 14-15), voor zover inhoudende als relaas verbalisant ( [verbalisant 2] ):
Op 11 juli 2015 was ik samen met verbalisant [verbalisant 1] belast met de algemene surveillance in de gemeente Oosterhout. Nadat wij omstreeks 00:45 uur een melding hadden gekregen, zagen wij in de [c straat] een grijze Peugeot geparkeerd staan voorzien van kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat er naast de Peugeot een man stond en sprak deze aan. Ik vroeg hem om zijn legitimatiebewijs en deze overhandigde hij aan mij. Ik ging met [verdachte] in gesprek en hij vertelde mij dat hij voor zijn woning stond aan de [c-straat 1] te Oosterhout, alwaar tevens de Peugeot geparkeerd stond.
Op dit moment gaf verbalisant [verbalisant 1] aan mij door dat er op de achterzijde van de Peugeot een andere kentekenplaat zat dan welke zich aan de voorzijde van de Peugeot bevond.
In de tussentijd was collega [verbalisant 3] ook ter plaatse gekomen. [verdachte] pakte in de tussentijd uit de Peugeot het kentekenbewijs en ik zag dat er op het kentekenbewijs het volgende kenteken stond: [kenteken 2] . Ik zag op de voorzijde van de Peugeot deze genoemde kentekenplaat.
Ik vroeg aan [verdachte] wie er het afgelopen uur in de Peugeot had gereden. [verdachte] verklaarde tegen mij dat hij dit niet wist, dan wel niet wilde vertellen. Ik vroeg aan [verdachte] waarom hij dit niet tegen mij wilde vertellen en hierop verklaarde hij dat hij het niet wist, omdat hij het afgelopen uur in zijn woning had gezeten aan de [c-straat 1] te [woonplaats] .
Verdachte: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1994 te [woonplaats] .
5.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 juli 2015 (pg. 9-10), voor zover inhoudende als verklaring van getuige ( [getuige 2] ), afgelegd op 11 juli 2015:
Ik ben de eigenaresse van de Peugeot met kenteken [kenteken 2] . Ik heb gisteravond (10 juli 2015) mijn auto uitgeleend aan [verdachte] . Hij kon de auto het hele weekend gebruiken. Ik heb ook de sleutels gegeven en het kentekenbewijs ligt ook in de auto.”
6. De toelichting op het middel wijst erop dat in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2017 ten aanzien van het namens de verdachte gevoerde verweer het volgende is gerelateerd:
“Ten eerste is hier een eerder incident van de nacht van 11 juli 2015 van belang, waarover getuige [getuige 1] heeft verklaard. Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 11 juli 2015 omstreeks 00.30 uur heeft gezien dat een jongen bezig was met het verwijderen van een kentekenplaat van een Volkswagen. Hij zag dat deze jongen de kentekenplaat op de grond gooide. Hij omschrijft de jongen die de kentekenplaat van de auto trok en wegrende als een persoon van 25 tot 30 jaar met een zwart jack met witte strepen, terwijl in het proces-verbaal van de politie geverbaliseerd staat dat de meldster had gesproken over de eerste persoon die donker gekleed zou zijn.
()
Ten derde is niet alleen mijn cliënt door de politie bij de Peugeot met gestolen kentekenplaten aangetroffen, maar stond hij in een groepje van 4 personen bij deze auto. Dan vind ik het opvallend dat er slechts 2 personen worden aangehouden.
()
In het tijdsbestek tussen het wegzetten van de auto door aangever en de aanhouding van mijn cliënt, kan [e]en van de andere jongens uit de groep waarbij mijn cliënt stond voor zijn aanhouding die kentekens eraf gehaald hebben.
()
Kortom valt niet uit te sluiten dat een andere persoon dan mijn cliënt de kentekenplaat gestolen heeft of dat de kentekenplaat op de auto bevestigd is op een moment dat mijn cliënt de auto niet ter beschikking had."
7. Het hof heeft aangaande het verweer van de verdediging het volgende overwogen.
“De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet valt uit te sluiten dat een andere persoon dan verdachte het kenteken gestolen heeft of dat de kentekenplaat op de auto is bevestigd op een moment dat verdachte de auto niet ter beschikking had.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van de diefstal van de kentekenplaten van zijn auto. De diefstal zou hebben plaatsgevonden tussen 10 juli 2015 omstreeks 19.30 uur en 11 juli 2015 te 00.45 uur. Op 11 juli 2015 te 00.45 uur wordt verdachte bij een Peugeot aangetroffen, waarop de gestolen kentekenplaat is gemonteerd. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij haar Peugeot op 10 juli 2015 heeft uitgeleend aan verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij thuis in zijn woning heeft gezeten en niet weet wie in de auto gereden heeft.
Nu verdachte kort na de diefstal wordt aangetroffen bij een auto waarop een van de gestolen kentekenplaten van de auto van [benadeelde] is gemonteerd en getuige [getuige 2] heeft verklaard haar auto aan verdachte te hebben uitgeleend, acht het hof bewezen dat verdachte de kentekenplaten van de auto van [benadeelde] heeft gestolen.
Het hof gaat voorbij aan het standpunt van de verdediging nu daar geen steun in het dossier voor handen is.
Gelet op het vorenstaande wordt het verweer verworpen.”
8. Bij de beoordeling van het middel moet, gelet op twee arresten van de Hoge Raad van 11 april 2017, [1] het volgende worden vooropgesteld. Bij een vermogensdelict als diefstal kan de rechter door de in de tenlastelegging aangebrachte keuzes voor de vraag worden gesteld of de verdachte zelf dat vermogensdelict heeft gepleegd dan wel of hij nadien daarbij (ook) op een strafbare wijze betrokken is geweest. Die vraag rijst in het bijzonder in die gevallen waarin de bewijsmiddelen vooral duiden op het voorhanden hebben van een voorwerp (kort) nadat met betrekking tot dit voorwerp een vermogensdelict is gepleegd. Bij de beantwoording van de vraag of iemand zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal kan aan het enkele voorhanden hebben van een gestolen voorwerp niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de betrokkene dat voorwerp ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (vgl. HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880, NJ 2010/475). Bij die beoordeling kan een rol spelen of de betrokkene een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben. De omstandigheid dat hij weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden ter zake van het voorhanden hebben van het voorwerp, kan op zichzelf - mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, Sv - niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal niet zou mogen betrekken dat de verdachte voor zo'n omstandigheid als het voorhanden hebben van het voorwerp - welke omstandigheid op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan zijn voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit - geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733.
9. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 11 juli 2015, omstreeks 00:54 uur, voor de woning van de verdachte in Oosterhout door de politie een Peugeot met een openstaande bestuurdersportier wordt gezien met aan de voorzijde het kenteken [kenteken 2] en aan de achterzijde het kenteken [kenteken 1] . In de Peugeot wordt achterin een tweede kentekenplaat met het kenteken [kenteken 1] aangetroffen. Beide kentekenplaten blijken te zijn gestolen en te behoren bij een Volkswagen die op 10 juli 2015 omstreeks 19:30 uur door de eigenaar was geparkeerd ter hoogte van de [a-straat 1] in Oosterhout. De Peugeot met het kenteken [kenteken 2] was door de eigenaresse daarvan op 10 juli 2015 voor het hele weekend uitgeleend aan de verdachte. De verdachte is door de politie staande naast de Peugeot aangetroffen en heeft verklaard dat hij niet wist wie het afgelopen uur in deze auto had gereden, omdat hij het afgelopen uur in zijn woning had gezeten.
10. Uit de bewijsmiddelen blijkt daarmee dat de verdachte na de diefstal van kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] in het bezit daarvan wordt aangetroffen. Die diefstal is gepleegd tussen vrijdagavond 10 juli 2015 omstreeks 19:30 uur en zaterdag 11 juli 2015 omstreeks 00:54 uur. Een van deze kentekenplaten was inmiddels op de door hem geleende Peugeot aangebracht en de andere bevond zich achterin deze auto. Bij de beoordeling of de verdachte de kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] heeft gestolen, heeft het hof niet alleen meegewogen dat de diefstal niet lang daarvoor had plaatsgevonden, maar kennelijk ook dat de verdachte slechts heeft verklaard dat hij thuis in zijn woning heeft gezeten en dat hij niet weet wie in de auto heeft gereden, hetgeen door het hof niet als een redengevenheid ontzenuwende verklaring is aangemerkt voor het voorhanden hebben van de gestolen kentekenplaten. Op grond van de combinatie van deze feiten en omstandigheden heeft het hof niet onbegrijpelijk tot het oordeel kunnen komen dat de verdachte de kentekenplaten heeft gestolen, mede nu er geen aanwijzingen zijn dat een andere persoon dan de verdachte dit zou hebben gedaan. Dit oordeel en ook de verwerping van het verweer is tevens niet ontoereikend gemotiveerd.
11. Voor een goed begrip, wijs ik er nog op dat het incident waarover de getuige verklaart en dat zeer kort voor de aanhouding van de verdachte heeft plaatsgevonden (bewijsmiddel 2), geen betrekking heeft op de diefstal die in deze zaak is tenlastegelegd. Dit valt onder meer af te leiden uit vonnis in eerste aanleg, waarin wordt aangegeven dat sprake is van twee aangiftes van diefstal van kentekenplaten en dat de diefstal die de getuige [getuige 1] heeft gezien, te koppelen is aan het feit dat niet ten laste is gelegd. [2] Maar dat feit, waarbij de door de verdachte geleende Peugeot door de getuige is gesignaleerd, heeft wel de politie gealarmeerd. [3]
12. Het middel kan niet tot cassatie leiden en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 RO bedoelde motivering.
13. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
14. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Zie HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:644,
2.Vgl. ook hetgeen onder 6. is opgenomen over hetgeen de getuige volgens de verdediging van de verdachte zou hebben verklaard. Daarin wordt gemeld dat de verdachte van het feit waarover de getuige verklaart, de verwijderde kentekenplaat op de grond heeft gegooid en is weggerend.
3.Een blik over de papieren muur bevestigt het voorgaande. De diefstal waarover de getuige [getuige 1] verklaart, heeft betrekking op een Volkswagen met een ander kenteken en is van een andere eigenaar. Opvallend is overigens dat de kleding en het petje van de dader van dit andere feit door de melder is omschreven en dat de verdachte bij zijn aanhouding aan deze beschrijving zou hebben voldaan.