Conclusie
“afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd”,onder 1 tweede cumulatief
“diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”, onder 3 tweede cumulatief “diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vluchtmogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming”,onder 2 en 4
“medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden, meermalen gepleegd”, onder 7 “handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”en onder 9 “
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”tot een gevangenisstraf van twaalf jaren en tien maanden met aftrek als bedoel in art. 27(a) Sr. Voorts heeft het hof de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - toegewezen en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest omschreven. Tot slot wijst het hof af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
1.
hij in de periode van 16 november 2012 tot en met 17 november 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun twee kinderen van 13 en 8 jaar oud [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben gedwongen tot de afgifte van een grote hoeveelheid sieraden en (merk)horloges, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
gekleed in het zwart en bedekt met bivakmuts de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onverhoeds binnengedrongen en
op de rug van [slachtoffer 1] gesprongen en vervolgens [slachtoffer 1] op de grond geduwd en vervolgens [slachtoffer 1] in de rug geduwd en hardhandig achterop het hoofd geduwd en
[slachtoffer 2] van achteren vastgepakt en vastgehouden en
een hand voor de mond van [slachtoffer 2] gehouden en
meermalen tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat ze niet mochten bewegen en niet met elkaar mochten praten en op hun knieën moesten zitten en de alarmcode moesten afgeven en
aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun kinderen meermalen een vuurwapen getoond en
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan handen en enkels met tiewraps vastgebonden en
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op hun bed geduwd en vervolgens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met tiewraps vastgebonden en
vervolgens de tiewraps bij [slachtoffer 1] harder aangetrokken en
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opgesloten in hun slaapkamer gescheiden van hun kinderen en
gedurende een duur van ongeveer twee uur 22.30u tot 00.20u in de woning en in de directe nabijheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en diens kinderen gebleven;
3.
Hij in de periode van 22 maart 2012 tot en met 23 maart 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met een ander gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [b-straat 1], met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gedwongen tot afgifte van een groot geldbedrag en een groot aantal merkhorloges en sieraden toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat geldbedrag en horloges onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming, immers zijn verdachte en zijn mededader door een slaapkamerraam voornoemde woning binnengeklommen,
het gekleed in het zwart en bedekt met bivakmuts de kelder, althans de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] onverhoeds binnendringen en
het dreigend tonen van vuurwapens en kogels en een mes aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
het onder schot houden van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met vuurwapen en
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op de grond laten liggen en laten zitten en de handen op zijn rug laten houden en
het vastbinden van de handen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met tiewraps en
het zwaaien met een mes voor het gezicht van [slachtoffer 4] en
het vasthouden van [slachtoffer 4] bij haar badjas en
dreigend zeggen tegen [slachtoffer 4]: “Niet liegen, als jij zegt dat er is geen kluis en er is wel een kluis, wordt hij heel boos. Niet liegen.”
4.
gekleed in het zwart en bedekt met bivakmuts de kelder, althans de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] onverhoeds binnengedrongen en
dreigend vuurwapens en kogels en een mes aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] getoond en
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met vuurwapen onder schot gehouden en
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op de grond laten liggen en laten zitten en de handen op zijn rug laten houden en
de handen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met tiewraps vastgebonden en
met een mes voor het gezicht van [slachtoffer 4] gezwaaid en
[slachtoffer 4] bij haar badjas vastgehouden en
dreigend tegen [slachtoffer 4] gezegd: “Niet liegen, als jij zegt dat er is geen kluis en er is wel een kluis, wordt hij heel boos. Niet liegen”,
gedurende een duur van ongeveer twee uur (23.00u tot 01.02u) in de woning en in de directe nabijheid van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gebleven;
7.
hij op 11 januari 2012 te ’s Gravenhage een wapen van categorie II, te weten, een automatisch vuurwapen, (merk Agram, model 2000, kaliber 9 x 19 mm) en een voorwerp van categorie I, te weten een (bijbehorende) geluidsdemper en munitie van categorie III, te weten 42, althans een of meer patronen (merk Hollow Point, kaliber 9 mm Luger, merk Prvi Partizan Namenska Proizodnja) heeft overgedragen aan een ander en voorhanden heeft gehad”
eerste middelklaagt dat het hof heeft verzuimd voldoende te reageren op de ten aanzien van feit 1 en 2 gevoerde verweren inzake het aangedragen alibi/alternatieve scenario en de op de handschoenen aangetroffen DNA-sporen.
‘niet gebeld of gepingd’mag worden. Naar zijn (uitgebreid onderbouwde) oordeel kan deze persoon niemand anders zijn dan de, op dat moment afwezige, verdachte.
‘prominente DNA kenmerken zichtbaar (zijn) van de verdachte’en dat op de buitenzijde van de linkerhandschoen DNA is aangetroffen van het slachtoffer [betrokkene 6]. De DNA-deskundige heeft hieromtrent verklaard dat de kans klein is dat bij secundaire of indirecte overdracht een dergelijke prominente hoeveelheid DNA wordt aangetroffen. Voorts zijn de betreffende handschoenen op 17 november 2012 in de sloot bij het huis van de verdachte aangetroffen en ‘gegeven de omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte op 17 november 2012 in contact is geweest met een van de slachtoffers van de overval aan de [a-straat 1]’. Dat contact kan alleen tijdens de overval hebben plaatsgevonden, aldus het hof. Voorts is het hof ervan uitgegaan dat de getuigenverklaringen die het alibi van de verdachte steun zouden moeten bieden uitsluitend met dat doel zijn afgelegd en daarom niet betrouwbaar zijn.
.Dit oordeel getuigt gezien de door het hof vastgestelde feiten en gebruikte bewijsmiddelen niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk (en voldoende) gemotiveerd.
NJ2004, 165, waarin door Uw Raad is overwogen dat het de rechter is toegestaan zich in zijn (aanvullende) bewijsoverweging te beroepen op feiten en omstandigheden die hij redengevend acht, maar niet heeft opgenomen in de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring steunt. [12] Indien de rechter aldus te werk gaat, dient hij met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. Ingeval het feiten en omstandigheden betreft die zijn vervat in bijvoorbeeld processen-verbaal dienen die stukken ter terechtzitting te zijn voorgelezen of moet daarvan aldaar de korte inhoud zijn medegedeeld. Vastgesteld kan worden dat het hof de genoemde CIE processen-verbaal en de nadere verklaring van [slachtoffer 3] niet heeft opgenomen in de bewijsmiddelen of nader heeft aangeduid. Echter, mede gelet op de daaraan voorafgaande en onder randnummer 23 aangehaalde overweging van het hof dat nadere verklaringen van [slachtoffer 3] niet voor het bewijs zullen worden gebruikt, heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk deze processen-verbaal en de nadere verklaring van [slachtoffer 3] niet redengevend geacht voor het bewijs. [13] De overwegingen lijken door het hof vooral te zijn bedoeld als opmaat voor de toetsing van de geloofwaardigheid van twee voorliggende scenario’s: het schuldig-scenario van het Openbaar Ministerie en het alternatieve scenario van de verdediging. Het hof komt op basis de omstandigheid dat twee bewijsmiddelen niet kunnen worden verklaard door het alternatieve scenario tot de conclusie dat dit scenario uiteindelijk niet geloofwaardig is gebleken. De CIE processen-verbaal en de nadere verklaring van [slachtoffer 3] spelen bij die beslissing geen rol en het hof heeft deze daarmee als niet redengevend voor het bewijs kunnen beschouwen.
‘roddel en achterklap’hadden verkregen, dat (2) ’s hofs oordeel inzake verdachtes betrokkenheid bij de overval op [slachtoffer 3] slechts gebaseerd is op de omstandigheid dat zijn broers en neef dat in genoemd OVC gesprek zeggen, welk oordeel zonder nadere motivering (die ontbreekt) onbegrijpelijk is, dat (3) het hof ongemotiveerd voorbij is gegaan aan het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat het telefoongesprek van 15 augustus 2012 met het Marokkaanse telefoonnummer eindigend op *3780 (en de daarop volgende sms-berichten) van het bewijs hadden moeten worden uitgesloten en tot slot dat (4) ’s hofs verwerping van het door de verdediging aangevoerde alibi/alternatieve scenario onder gebruikmaking van bewijsmiddelen 30 en 53, niettegenstaande de daartegen door de verdediging aangevoerde uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, zonder nadere motivering (die ontbreekt) onbegrijpelijk is.