Conclusie
1.Feiten en procesverloop
2.Bespreking van het cassatiemiddel
eerste onderdeelricht rechts- en motiveringsklachten tegen rechtsoverweging 5.21 van het vonnis van 12 oktober 2016, waar de rechtbank als volgt heeft overwogen:
Vermogensschade
rechthebbendegerechtigd. Doorgaans is die rechthebbende de eigenaar. Diens aanspraak op vergoeding van de werkelijke waarde is begrijpelijk vanuit de ratio van onteigening: ze is een voorziening voor het geval dat minnelijke verwerving van de gronden die voor de realisatie van het voorgenomen werk benodigd zijn, niet mogelijk blijkt. De eigenaar behoeft aan minnelijke verwerving niet mee te werken en hij behoort voor zijn weigering van die medewerking op geen enkele manier te worden gestraft. Volgt onteigening, omdat de verwerving van de onroerende zaak noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk in het algemeen belang, dan ontvangt de eigenaar daarom steeds in ieder geval de waarde die hij, uitgaande van een correct functionerende markt, bij vrijwillige verkoop van die zaak zou hebben kunnen realiseren. Met dit laatste is ook gezegd dat voordelen die de eigenaar eventueel als gevolg van de onteigening of de realisering van het werk geniet, niet met de werkelijke waarde mogen worden verrekend. [11]
vrij van alle met betrekking tot de zaak bestaande lasten en rechten(art. 59 lid 3 Ow). Ook in dit geval behoort de rechthebbende tot het zakelijk genotsrecht uiteraard een aanspraak op de werkelijke waarde te kunnen doen gelden. Onteigening is ook hier een alternatief voor minnelijke verwerving.
inkomensschade. [19] Weliswaar dragen de rechten van de huurder en de pachter enige trekken van een zakelijk recht, maar dit ziet vooral [20] hierop dat zij in geval van vervreemding hun recht tegen de nieuwe eigenaar kunnen uitoefenen (‘koop breekt geen huur/pacht’). De huurder respectievelijk de pachter kan, anders dan een zakelijk gerechtigde in het algemeen wel kan, zijn recht niet vervreemden. Een ‘werkelijke waarde’ – die een vrije prijsvorming tussen een verkoper en een koper veronderstelt – heeft het recht van de huurder of de pachter dus niet.
de onteigening weggedachtzou hebben genoten. Dezelfde overweging past wel bij een vergoeding van een veronderstelde werkelijke waarde van het pachtrecht van [verweerder] .
Ad a. uitgangspunt voor schadeloosstelling
niet enkelzou hebben willen koersen op een voortzetting van het gebruik van de buitendijkse percelen, maar een bredere horizon zou hebben gehad en óók het aanbod van Provincie van vervangende pachtgronden ter grootte van in totaal 18.98.70 ha zou hebben aanvaard. In dat geval staat uiteraard ook de kwaliteit van die gronden ter beoordeling en de omvang van de in verband met die kwaliteit door [verweerder] te maken kosten en te lijden schade. Kortom, het valt bepaald niet uit te sluiten dat de gegrondbevinding van onderdeel 2 maar beperkt tot een andere beslissing leidt.