Conclusie
1.Feiten en procesverloop
a)dat hij de bij productie 2 en productie 3 bij akte van 28 maart 2012 bedoelde facturen, bonnen en kwitanties zelf heeft betaald [6] , en
b)dat bedoelde facturen, bonnen en kwitanties uitgaven betreffen die zijn gemaakt voor de bouw van de woning.
2.Bespreking van het cassatiemiddel
door de verklaringen van de andere twee getuigen wordt ondersteund(vonnis van het hof, rov 3.5), mocht het hof, anders dan het onderdeel betoogt, in de bestreden rov. 3.10-3.11 het getuigenbewijs (en in dat verband de leningen) waarderen. Mijns inziens stuit de rechtsklacht hierop reeds af.
(a)tegenstrijdige stellingen heeft betrokken en sommige betalingen zelfs heeft erkend, en
(b)zelfs uitdrukkelijk heeft erkend dat ook [verzoeker] aan de bouw heeft bijgedragen, niet anders kan worden afgeleid dan dat [verweerder] de stelling van [verzoeker] dat hij het bedrag van Afl. 21.990,06 met eigen geld heeft betaald, niet dan wel onvoldoende heeft betwist. Het hof behoefde dan ook aan de waardering van het getuigenbewijs en de leningen in rov. 3.10-3.11 niet toe te komen.
(a)bedoelde tegenstrijdigheid in de stellingen van [verweerder] [24] komt erop neer dat hij enerzijds gesteld heeft dat de bewijsstukken bij productie 2 geen betrekking hebben op de woning (maar op de trailer waarin [verzoeker] en [betrokkene 1] hebben gewoond), terwijl anderzijds uit zijn verklaring als getuige – dat hij geen verklaring heeft voor het feit dat [verzoeker] de originele stukken heeft – valt af te leiden dat de bewijsstukken wel degelijk op kosten voor de woning zien. Een dergelijk meervoudig verweer behoeft echter niet (althans niet zonder meer) innerlijk tegenstrijdig te zijn; het GEA heeft hierin een primair en subsidiair verweer gelezen (vonnis van 21 augustus 2013, rov. 2.9, waarover hiervoor onder 1.6). Voorts meen ik dat [verzoeker] geen belang heeft bij deze klacht. [verzoeker] dient te bewijzen dat de bouwkosten van de woning te zijnen laste zijn gekomen (probandum
a)). Daartoe draagt niet bij de vaststelling dat [verweerder] tegenstrijdige stellingen heeft ingenomen met betrekking tot de vraag waarop de gemaakte kosten betrekking hebben (probandum
b)).
(a)) dat [verweerder] betalingen ten laste van [verzoeker] over de periode 2000 tot medio 2001 zou hebben erkend nu hij heeft gesteld dat deze ‘door hem dan wel door [betrokkene 1]’ zijn gedaan en, naar [verzoeker] onbetwist heeft gesteld [25] , betalingen verricht door [betrokkene 1] moeten worden toegerekend aan [verzoeker], treft evenmin doel. [verzoeker] heeft geen betalingen ten laste van [betrokkene 1] bewezen. Het hof is er in rov. 3.10 immers (veronderstellenderwijs) van uitgegaan dat betalingen van [betrokkene 1] zouden hebben te gelden als betalingen van [verzoeker], maar komt tot het oordeel dat ook zulke betalingen niet zijn bewezen.
(b)) dat [verweerder] zou hebben erkend dat (ook) [verzoeker] heeft bijgedragen in de bouwkosten, slaagt naar mijn mening niet. Zelfs als de door [verzoeker] aangehaalde stellingen [26] van [verweerder] zouden moeten worden uitgelegd als erkenningen in algemene zin dat ([betrokkene 1] of) [verzoeker] heeft bijgedragen in kosten voor de woning, dan leidt dat nog niet tot het aan [verzoeker] opgedragen bewijs van de stelling dat hij de specifiek in productie 2 bedoelde kosten heeft gedragen.
alleende bouw heeft bekostigd. Geen van de stellingen houdt een erkenning van concrete betalingen door [verzoeker] in. [verweerder] heeft op meerdere plaatsen zelfs gesteld dat [verzoeker] helemaal niet heeft bijgedragen. [27] De stellingen waar [verzoeker] zich op beroept, moeten mijns inziens begrepen worden in het licht van de vordering en stellingen van [verzoeker] zoals die door [verweerder] zijn opgevat. [verzoeker] vorderde immers vergoeding van
allebouwkosten, omdat hij stelde dat hij die zou hebben betaald. De stellingen van [verweerder] moeten vooral gezien worden als betwisting daarvan, niet als erkenning van betalingen door [verzoeker]. [28]
een deel van) de door [verzoeker] gevorderde schadevergoeding” geen grond bestaat, gezien de voorgaande overwegingen.
omdat hij niet (op juiste wijze) de originelen in het geding heeft gebracht.Het hof heeft kennelijk, (veronderstellenderwijs) uitgaande van het feit dat [verzoeker] de orginele facturen e.d. in zijn bezit had, geoordeeld dat daaruit nog niet volgt dat [verzoeker] (of [betrokkene 1]) die met eigen gelden heeft betaald.