ECLI:NL:PHR:2018:188

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
16/01852
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. A.E. Harteveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van poging tot uitlokking en voorbereiding van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad

In deze zaak gaat het om de verdachte die op 18 maart 2016 door het gerechtshof Den Haag is veroordeeld voor eendaadse samenloop van poging tot uitlokking en voorbereiding van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 48 maanden opgelegd gekregen, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft een complexe situatie waarin de verdachte betrokken was bij het uitlokken van een ander om zware mishandeling te plegen. De feiten spelen zich af tussen 1 augustus 2014 en 19 september 2014 in Rotterdam, waar de verdachte een geldbedrag in het vooruitzicht heeft gesteld aan een medeplichtige om de ex-vriendin te laten injecteren met een combinatie van insuline en cocaïne. Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op verschillende getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De verdediging heeft in cassatie aangevoerd dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het afweek van de standpunten van de verdediging en dat het hof niet duidelijk heeft gemaakt dat het artikel 55 lid 1 Sr heeft toegepast. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof de feiten juist heeft gekwalificeerd en dat de strafmotivering voldoende is onderbouwd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

Nr. 16/01852
Zitting: 23 januari 2018
Mr. A.E. Harteveld
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 18 maart 2016 door het gerechtshof Den Haag wegens “eendaadse samenloop van poging om een ander door giften, beloften of door het verschaffen van middelen of inlichtingen te bewegen het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad te begaan en voorbereiding van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Ook heeft het hof aan de verdachte de algemene en bijzondere voorwaarden zoals in het arrest bepaald opgelegd.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, heeft een middel van cassatie voorgesteld.

3.Bewezenverklaring en bewijsvoering

3.1.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 19 september 2014 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door giften, beloften, of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen [betrokkene 1] uit te lokken om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [betrokkene 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- [betrokkene 1] bij voltooiing een geldbedrag in het vooruitzicht heeft gesteld en
- [betrokkene 1] geldbedragen heeft gegeven en
- heeft laten weten aan [betrokkene 1] waar [betrokkene 2] woont en hoe [betrokkene 2] er uit ziet en waar de kinderen van [betrokkene 2] naar school gaan en wat de schooltijden van de kinderen van [betrokkene 2] zijn (door [betrokkene 1] een vel papier met daarop deze informatie te verstrekken) en
- [betrokkene 1] heeft gevraagd [betrokkene 2] te (laten) injecteren (met insuline en cocaïne) en
- [betrokkene 1] twee injectiespuiten heeft verstrekt en
- [betrokkene 1] twee buisjes met insuline, althans op insuline gelijkende stof heeft verstrekt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en
hij in periode van 01 augustus 2014 tot en met 19 september 2014 te Rotterdam ter voorbereiding van het te plegen misdrijf medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade, opzettelijk
- een vel papier met daarop foto's van [betrokkene 2] en de informatie waar de kinderen van [betrokkene 2] naar school gaan en wat de schooltijden van de kinderen van [betrokkene 2] zijn en
- twee injectiespuiten en
- twee buisjes met insuline, althans op insuline gelijkende stof kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.”
3.2.
Deze bewezenverklaring heeft het hof doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2016 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik heb [betrokkene 1] op 12 september 2014 ontmoet via [betrokkene 3] . Ik heb met [betrokkene 1] gesproken op 12 september 2014 te Rotterdam. Bij dit gesprek was ook [betrokkene 3] aanwezig. Ik heb in totaal viermaal met [betrokkene 1] te Rotterdam gesproken.
2. De in het vonnis waarvan beroep vermelde inhoud van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 in dat vonnis vermelde processen-verbaal.
3. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 30 september 2014 (pag. 18 t/m 25). Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 30 september 2014 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Het was ongeveer twee weken geleden in Rotterdam. Er kwam een jongen waarvan (men) zegt dat hij [betrokkene 3] heet. Hij was met zijn neef. [betrokkene 3] en die neef vroegen mij of ik iemand kon regelen die de vrouw van die neef totall loss kon slaan. Ik kreeg toen 20 euro van die man, die moest ik delen met [betrokkene 3] . Bij die tweede afspraak had die man mij gezegd om spul te kopen om haar invalide te maken. [betrokkene 4] heet [betrokkene 4] . [betrokkene 3] wordt ook wel [betrokkene 3] of [betrokkene 3] genoemd.
De man zei dat hij wilde dat zijn vrouw iets werd aangedaan omdat zij zijn leven heeft stuk gemaakt. Hij wilde voogdij over de kinderen krijgen als zij verminkt was.
4. Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 1 oktober 2014 van de politie eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2014381766-43 (pag. 27 t/m 34). Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 1 oktober 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] .
[verdachte] vertelde mij dat hij iets wilde laten gebeuren met zijn vrouw. [verdachte] heeft volgens mij gezegd dat zijn ex-vrouw niet moest komen te overlijden. Die bolle kwam wel met het verhaal dat wanneer de dosis te groot zou zijn dat zijn ex-vrouw dan kwam te overlijden. [verdachte] heeft gezegd dat dat niet moest gebeuren.
5. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, zaaknr. 2014.11.17.143, d.d. 7 januari 2015, opgemaakt en ondertekend door de deskundige dr. M.J. Vincenten-van Maanen, apotheker. Dit rapport houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Vraagstelling c
Wat zijn bij een gezonde vrouw met een lichaamsgewicht van 77,5 kilogram de gevolgen voor de gezondheid van het injecteren van die vrouw met een hoeveelheid van maximaal 60 ml insuline, al dan niet vermengd met 3 gram cocaïne?
Samenvattend
Toediening van 60 ml insuline per subcutane of intraveneuze injectie zal leiden tot een hypolykemie. Hierbij wordt uitgegaan van een product dat 100 IE insuline of insuline-analoog per ml bevat. De effecten die op kunnen treden zijn afhankelijk van de ernst van de hypoglykemie. Een ernstige hypoglykemie kan leiden tot het overlijden.
3.3.
De in het vonnis van de rechtbank vermelde processen-verbaal waaraan het hof refereert houden in:
“1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 21 september 2014, nummer PL1700- 2014381766-20, als pagina’s 36 en 37 opgenomen in het proces-verbaal (voorgeleiding) van de politie eenheid Rotterdam, district Zuid-Holland-Zuid, met dossiernummer BVH2014381766, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 19 september werd door een getuige, [betrokkene 4] gebeld met een politiemedewerker van de eenheid Rotterdam. Met getuige [betrokkene 4] werd vervolgens telefonisch contact opgenomen, waarna genoemde getuige het volgende verklaarde:
- Een kennis van hem heeft hem verteld dat hij benaderd is door een Pakistaanse man, waarvan [betrokkene 4] aanneemt dat hiermee waarschijnlijk een man van Surinaams Hindoestaanse afkomst bedoeld wordt, om zijn ex-partner "een kopje kleiner" te maken
- Deze ex-partner betreft een vrouw met 4 kinderen, bedoeling van de opdrachtgever was "dat pa dan de kinderen krijgt".
- Deze vrouw zou moeten wonen aan de [a-straat 1] in [woonplaats]
- [betrokkene 4] vertelde dat hij een print van de computer had gezien met twee foto's van de vrouw waar het om zou moeten gaan. Deze fotoprints waren bij hem thuis aan de eettafel getoond door degene aan wie gevraagd was om uitvoering te geven aan de opdracht.
- Dit alles zou gepleegd moeten worden, middels 2 injecties met insuline, evenals van 2 grote injectienaalden en er werd ook nog gesproken over cocaïne. Hij herkende de insuline omdat hij zelf diabetes heeft.
-Schooltijden/roosters van de kinderen zouden ook bekend zijn.
Uit de Gemeentelijke Basis Administratie komt naar voren dat op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] woonachtig is:
[betrokkene 2]
De ex-partner van [betrokkene 2] , zo komt naar voren uit bevraging van de diverse politiesystemen betreft:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , woonachtig [b-straat 1] te [woonplaats] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 1] , opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 3 februari 2015, inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 1] :
Ik heb [verdachte] leren kennen via zijn neef, die hete [betrokkene 3] of [betrokkene 3] . [verdachte] begon over die vrouw. Er zou een spuit in haar moeten gaan waar twee buizen insuline, twee gram heroïne en één gram cocaïne in zat. Toen ik tegen [verdachte] zei dat ze dan dood zou gaan, zei hij dat hem dat niet uitmaakte. Toen ik [verdachte] ontmoette hebben we gesproken over of ik geld wilde verdienen.
U vraagt mij of ik spullen van [verdachte] heb gekregen. Bij ons één na laatste ontmoeting heb ik twee buisjes insuline gekregen, twee grote spuiten en foto en geld. Die foto was geprint op papier. Op dat papier stonden ook schooltijden en tijden dat zij buiten was als ik mij goed herinner. Mijn taak was het om iemand te zoeken die het uiteindelijk zou doen. [betrokkene 4] heeft op een gegeven moment gedaan alsof hij een Joegoslaaf was. Toen ik met [verdachte] was heeft hij mij gebeld. U vraagt mij hoeveel geld ik heb gekregen van [verdachte] . Dat weet ik niet meer, maar ik heb een aantal keer geld gekregen, dat was telkens 100/150 euro, het is ook weleens minder geweest. [verdachte] wilde dat ik meeging met degene die het ging doen. De spullen die ik van [verdachte] kreeg, heb ik gekregen bij de één na laatste ontmoeting. Ik heb toen geld gekregen van [verdachte] om heroïne en cocaïne te kopen. De spullen zaten in een tas, ik kan mij niet meer herinneren hoe die tas eruit zag. De foto zat in een envelop. De spuiten die in de tas zaten, zaten in een soort van verpakking. Er zaten geen naalden bij, die moesten wij zelf nog kopen. De buisjes met insuline waren glazen buisjes. Ik dacht dat er insuline in de buisjes zat, omdat [verdachte] dat gezegd had. [verdachte] heeft aangegeven dat hij degene die het zou doen 1500 euro plus wat hij daarvoor gegeven had zou betalen en [betrokkene 3] en ik zouden ieder 500 euro krijgen. Ik heb toen gezegd dat ik voor dat geld wel iemand kon vinden.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 1] , opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 30 september 2014, als pagina’s 18 tot en met 25 opgenomen in het proces-verbaal (aanvullingen/einddossier) van de politie eenheid Rotterdam, district Zuid-Holland- Zuid, met dossiernummer BVH2014381766, inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 1] :
Het was ongeveer 2 weken geleden. [betrokkene 3] en zijn neef kwamen met mij praten en ik hoorde [betrokkene 3] zeggen dat Bolle het wel kon regelen. Met Bolle word ik bedoeld. Bij de derde ontmoeting heb ik twee injectiespuiten gekregen en twee buisjes met insuline. Die injectiespuiten zijn bij [betrokkene 4] op de keukenkast. Toen ik de spuiten en de insuline kreeg zat alles in een tas, waar ook een papier in zat waarop aan de ene kant twee foto's van een vrouw staan en aan de andere kant een woonadres, een schooladres en schooltijden. Dat papier overhandig ik u vandaag, (dit document is aan de officier van justitie gegeven).
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van 14 oktober 2014 van de officier van justitie mr. W.B.J. ten Have in het arrondissement Rotterdam, inhoudende:
op 30 september 2014 ontving ik tijdens het verhoor door de rechter-commissaris van de getuige [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] in de strafzaak tegen [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] van [betrokkene 1] het aangehechte document, inhoudende enkele foto’s van respectievelijk verdachte en zijn ex-vrouw.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2014, nummer PL1700- 2014381766-48, als pagina’s 45 en 46 opgenomen in het proces-verbaal (aanvullingen/einddossier) van de politie eenheid Rotterdam, district Zuid-Holland-Zuid, met dossiernummer BVH2014381766, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Naar aanleiding van de verklaring van de getuige [betrokkene 1] , waarin hij verklaarde twee injectiespuiten te hebben achtergelaten op een keukenkastje in de woning van [betrokkene 4] werd op donderdag 2 oktober 2014 in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner [betrokkene 4] een onderzoek in de woning [c-straat 1] te [woonplaats] ingesteld. Op het rechter keukenkastje in de keuken van de woning werden twee lege injectiespuiten in de originele verpakking aangetroffen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 4] , opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 3 februari 2015, inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 4] :
Nadat ik mij als Joegoslaaf had voorgedaan, is [betrokkene 1] bij mij langsgekomen. Hij had toen een foto van het doelwit bij zich, een lijstje met schooltijden van de kinderen, twee reageerbuisjes waarvan hij zei dat er insuline in zat en twee injectiespuiten. Deze spullen haalde hij uit een tas die hij bij zich had. U vraagt mij of [betrokkene 1] direct bij het eerste gesprek ook al heeft gezegd wat er moest gaan gebeuren. Ja, hij heeft toen al gezegd dat die vrouw insuline en drieënhalve gram cocaïne toegediend moest krijgen. Ik weet niet waar de suggestie vandaan kwam om deze middelen te gebruiken, of dat van [betrokkene 1] of van de uitlokker kwam, dat er iets met een spuit moest gebeuren, stond vanaf het begin vast, dat was het initiatief van de uitlokker.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van 29 september 2014, nummer PL1700- 2014381766-37, als pagina’s 15 tot en met 17 opgenomen in het proces-verbaal (aanvullingen/einddossier) van de politie eenheid Rotterdam, district Zuid‑Holland-Zuid, met dossiernummer BVH2014381766, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij hoorden op 29 september 2014 de getuige [betrokkene 5] .
A: Antwoord getuige
A: Nu ongeveer 2/3 weken geleden vertelde mijn broer [betrokkene 1] dat hij een mafketel had ontmoet. Die man hem gevraagd had of [betrokkene 1] zijn vrouw iets aan wilde doen.
A: Op een gegeven moment vertelde [betrokkene 1] dat die man hem iets gezegd had over een middel dat gebruikt moest worden. De man had gezegd dat hij [betrokkene 1] 1000 euro zou geven. De vrouw zou wonen in Dordrecht of Zwijndrecht. Volgens mij Zwijndrecht. [betrokkene 1] sprak ook over het huisnummer 17 waar die vrouw zou moeten wonen. [betrokkene 1] zou ook een foto van die vrouw krijgen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 3] van 1 oktober 2014, nummer PL1700-2014381766-43, als pagina’s 27 tot en met 38 opgenomen in het proces-verbaal (aanvullingen/einddossier) van de politie eenheid Rotterdam, district Zuid-Holland-Zuid, met dossiernummer BVH2014381766, inhoudende als verklaring van getuige [betrokkene 3] :
V: = Vraag A: = Antwoord
V: Hoe mag ik je noemen.
A: [betrokkene 3] .
A: Ik heb Bolle in contact gebracht met een persoon die we zouden oplichten.
A: Die man is een broertje van de vriend van mijn zusje.
V: Heeft die persoon een naam.
A: Ik ken hem als [verdachte] . Hij heet van zijn familie [achternaam verdachte] .
A: Ik zat bij de waterkant op zuid, ongeveer 3 weken terug. Ik kwam daar [verdachte] tegen. Die Bolle zat er toen nog niet bij. [verdachte] vertelde mij dat hij iets wilde laten gebeuren met zijn vrouw. [verdachte] vroeg aan mij of ik iemand kende die dat zou kunnen doen. Ik dacht aan die Bolle.
A: De tweede keer zat die bolle erbij.
A: Hij vertelde weer hetzelfde verhaal. De vrouw moest wat aangedaan worden. [verdachte] en die Bolle spraken over het toedienen van insuline en cocaïne. Ik weet ook nog dat die bolle vertelde dat hij een Joegoslaaf had die de injecties zou geven.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 3] , opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 3 februari 2015, inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 3] :
Na afloop van het eerste gesprek gaf [verdachte] Bolle 50 euro en vroeg of hij iemand kende die iets zou kunnen doen. Bolle heeft toen gezegd dat hij op zoek zou gaan. Het tweede gesprek is ook via mij gegaan. Ik had van Bolle gehoord dat hij iemand had. Ik heb daarop [verdachte] gebeld om te zeggen dat Bolle iemand gevonden had. We hebben weer afgesproken. Tijdens dit gesprek was afgesproken dat Bolle voor cocaïne zou zorgen en [verdachte] voor een spuitje. [verdachte] heeft Bolle geld gegeven voor cocaïne, maar ik weet niet hoeveel hij hem heeft gegeven. Ik heb gezien dat [verdachte] aan Bolle een plastic tasje gaf, maar ik weet niet wat er in dat tasje zat. Bolle heeft mij later wel gezegd dat hij die foto's overhandigd had gekregen. Bolle heeft 150 euro van [verdachte] gekregen. U vraagt mij of mijn verklaring bij de politie klopt. Ja, die klopt. Tijdens het tweede gesprek dat ik met [verdachte] had is besproken dat die vrouw iets moest worden aangedaan.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2014, nummer PL1700- 2014381766-53 van de politie eenheid Rotterdam, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 4 november 2014 gaf betrokkene [betrokkene 2] aan ongeveer 77,5 kg te wegen.”

4.Het middel

4.1.
Het middel valt uiteen in twee klachten, nl. dat:
(i) het hof is afweken van een door de verdediging ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, doch in strijd met het bepaalde in art. 359 lid 2 Sv niet de redenen heeft opgegeven die daartoe hebben geleid;
(ii) niet blijkt dat het hof daadwerkelijk toepassing heeft gegeven aan art. 55 lid 1 Sr.
4.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 4 maart 2016 heeft de raadsvouwe van de verdachte, overeenkomstig haar pleitnota, aangevoerd [1] :
“12. UITLOKKING
Subsidiair, indien u de verklaringen wel zou gebruiken voor het bewijs, stelt de verdediging zich op het standpunt dat cliënt niet de initiatiefnemer van de plannen is geweest. [betrokkene 1] lijkt eerder de initiatiefnemer te zijn. [betrokkene 3] zegt op 1 oktober bij de politie als hem gevraagd wordt of hij weet waarvoor hij daar is: ‘Voor oplichting door Bolle. Ik heb Bolle in contact gebracht met een persoon die we zouden oplichten’. Hij zegt in hetzelfde verhoor: ‘Ik wil u wel opmerken dat die Bolle de intentie had om [verdachte] te overtuigen dat hij het ging doen. Maar in werkelijkheid zou die Bolle het niet doen. [verdachte] ging er wel serieus op in en wilde wel dat er iets ging gebeuren. Op 3 februari 2015 verklaart [betrokkene 3] : ‘Een tijdje later belde hij mij en vroeg mij hoe zijn kinderen kon krijgen buiten de rechter om. Ik heb hem toen kennis laten maken met Bolle. Bolle zei ‘we kunnen dit of dat doen’. Bolle zou bij het eerste gesprek met [verdachte] zelf begonnen zijn over het verslaafd maken van de vrouw door haar drugs toe te dienen. Bolle zou ook gezegd hebben: ‘we kunnen geld pakken van hem, hij is makkelijk over te halen.’ Bolle wilde [verdachte] doen geloven dat zijn vrouw verslaafd zou worden als zij een spuitje met cocaïne zou krijgen. Het idee van het spuitje met insuline en cocaïne kwam van Bolle. Er is ook gesproken over het overlijden van de vrouw. Bolle wilde [verdachte] er van overtuigen dat hij van haar af kon komen. [verdachte] heeft toen gezegd dat hij niet wilde dat zij zou komen te overlijden. [verdachte] geloofde het verhaal van Bolle. Bolle ging door met het plan omdat hij geld wilde. [betrokkene 3] zegt tot twee keer toe in deze verklaring dat [verdachte] een manier wilde om zijn kinderen terug te krijgen. [betrokkene 3] heeft daarop met Bolle gesproken en die zei dat ze iets konden bedenken om dat te realiseren. Hij heeft met [verdachte] gesproken over zijn problemen met zijn kinderen en [betrokkene 3] heeft daarna met Bolle gesproken over dat probleem en gevraagd of hij niet mensen kende die datzelfde probleem hadden gehad.
13. Door deze uitspraken, in combinatie met het gegeven dat [betrokkene 1] bang was gearresteerd te worden voor oplichting van die man, kunt u niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat cliënt degene is geweest [betrokkene 1] op het idee heeft gebracht om [betrokkene 2] te vermoorden en dus evenmin dat cliënt daartoe heeft uitgelokt. Zeggen dat je een manier zoekt om je kinderen terug te krijgen is nl. heel wat anders dan iemand ertoe aanzetten om iemand te vermoorden of zwaar lichamelijk letsel toebrengen. Ik verzoek u dan ook cliënt vrij te spreken van de poging uitlokking medeplegen moord dan wel zwaar lichamelijk letsel.”
4.3.
Door de verdediging is aangevoerd dat, mede gelet op de verklaringen van [betrokkene 3] , niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest [betrokkene 1] op het idee heeft gebracht om [betrokkene 2] te vermoorden of zwaar lichamelijk letsel toebrengen en dus evenmin dat de verdachte hem daartoe heeft uitgelokt. Dat het hof dit verweer, dat in wezen niet meer inhoudt dan de waardering door de verdediging van voorhanden zijnde bewijsmateriaal, kennelijk niet heeft opgevat als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in art. 359 lid 2 Sv, is mijns inziens niet onbegrijpelijk. Overigens vindt het aangevoerde weerlegging in de boven weergegeven bewijsmiddelen die door het hof zijn gebruikt.
4.4.
Ook de klacht dat het in het licht van de strafmotivering onduidelijk is dat het hof art. 55 lid 1 Sr heeft toegepast, treft geen doel.
Wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde in geval van eendaadse samenloop, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het in beginsel aan de feitenrechter is om de vraag te beantwoorden of hij in geval van eendaadse samenloop het bewezenverklaarde enkelvoudig kwalificeert (onder de zwaarste strafbepaling) dan wel of hij meervoudig kwalificeert en vervolgens de zwaarste strafbepaling toepast bij de straftoemeting. [2]
4.5.
In het onderhavige geval heeft het hof, dat het bewezenverklaarde heeft gekwalificeerd als onder 1 weergegeven, voor de meervoudige kwalificatie gekozen. Waar het hof het in de strafmotivering heeft over (bewezenverklaarde) feiten, bedoelt het onmiskenbaar de twee strafbare feiten die het bewezenverklaarde volgens zijn kwalificatie oplevert. Waarom dit reden moet zijn om eraan te twijfelen dat het hof bij de straftoemeting alleen de strafbepaling waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld heeft toegepast, vermag ik, mede gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf, niet in te zien. [3]
5. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de motivering ontleend aan art. 81 lid 1 RO.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.De voetnoten heb ik, AEH, weggelaten.
2.Vgl. o.a. HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1114 en HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2437, NJ 2005/43.
3.Art. 303 lid 1 Sr luidt: “Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.” Uit art. 46a jo. art. 45 Sr volgt dat bij een poging om een ander door een middel een van de in art. 47 lid 1 onder 2 Sr vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan, het maximum van de hoofdstraffen op dat misdrijf met een derde wordt verminderd. Voorts zijn de bijkomende straffen voor poging tot uitlokking dezelfde als voor het voltooide misdrijf. Uit art. 46 Sr volgt dat bij de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, het maximum van de hoofdstraffen op dat misdrijf met de helft wordt verminderd. Voorts zijn de bijkomende straffen zijn voor voorbereiding dezelfde als voor het voltooide misdrijf. Het hof kon bij toepassing van de zwaarste strafbepaling (i.c. art. 46a jo. 303 Sr) aan de verdachte dus maximaal acht jaren gevangenisstraf opleggen.