Conclusie
5.3.1. De berekeningsmethode
De rechtbank gaat bij de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel moet worden geschat, net als de officier van justitie, uit van twee abstracte berekeningsmethoden, te weten die van de kasopstelling en de abstracte voordeelsberekening betreffende de hennep op basis van de ontnemingsrapportage. De ontnemingsrapportage vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berusten. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, zal de rechtbank deze bewijsmiddelen voor zover deze niet zijn betwist niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van de ontnemingsrapportage.
(…)
(…)
Op 16 oktober 2012 is de Opel Vivaro met kenteken [kenteken] doorzocht en hierin werden twee tassen met henneptoppen aangetroffen. In totaal ging het om 16,609 kilogram droge hennep. Het enkele feit dat op een foto minder zakken hennep te zien zijn dan het aantal dat is vermeld in het ter zake dienend ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maakt niet dat de precieze hoeveelheid die daarin is vermeld, niet juist is. De rechtbank hecht aan dit proces-verbaal doorslaggevende waarde. Hetgeen de raadsman aangaande deze zakken heeft gesteld, wordt dan ook verworpen. In het pand aan de [a-straat 1] te Alkmaar wordt 28,802 kilogram droge hennep aangetroffen. Voornoemd pand is vanaf 30 september 2011 in gebruik genomen door veroordeelde en medeveroordeelde [medebetrokkene]. Niet is gebleken dat dit pand is aangetrokken voor legale doeleinden. In het pand werden tevens 118 lege plastic zakken aangetroffen die vermoedelijk allemaal zijn gebruikt voor de eerdere handel in hennep.
16,609 kilogram hennep + 28,802 kilogram hennep = 45,411 kilogram hennep.
Blijkens het strafrechtelijk onderzoek heeft verdachte [betrokkene 1] verklaard dat hij tussen de € 3.800,- en € 3.900,- per kilo droge hennep zou betalen. De aanschafprijs van droge hennep per kilo bedroeg volgens de site landelijke drugsprijzen PolitieKennisNet in 2012 € 3.368,88. De rechtbank zal, in het voordeel van veroordeelde, bij haar berekening van laatstgenoemd bedrag uitgaan.
De rechtbank verwerpt de stelling van de raadsman dat veroordeelde slechts hand- en spandiensten heeft verricht. De rechtbank sluit zich aan bij het in het strafvonnis van 17 april 2014 ter zake van veroordeelde neergelegde oordeel onder 3.4. (waaruit – samengevat – volgt dat veroordeelde geen ondergeschikte rol speelde in de hennephandel) en de conclusie dat sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank gaat ervan uit dat de rol van veroordeelde voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode hetzelfde was als in die periode. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting op grond waarvan het mogelijk zou zijn geweest concreet invulling te geven aan de daadwerkelijke rol van veroordeelde wordt ervan uit gegaan dat veroordeelde ponds/ponds gewijze heeft gedeeld in de opbrengst van de hennephandel. Elke andere wijze van verdeling zou gestoeld zijn op gissingen. Het had – om dit te voorkomen – op de weg van veroordeelde gelegen openheid van zaken te geven. Het risico van de door hem gekozen proceshouding komt voor zijn rekening. Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het – niet onderbouwde – voorstel van de raadsman om bij de verdeling uit te gaan van een 1:10 verhouding.
Concluderend geldt dat de rechtbank bij de bepaling van het aan veroordeelde toe te rekenen voordeel uitgaat van een ponds/ponds gewijze verdeling tussen hem en zijn mededader [medebetrokkene], nu onvoldoende is gebleken van aanknopingspunten om vast te stellen welk deel van de opbrengst van de hennephandel in het vermogen van veroordeelde is gevloeid, terwijl sprake is van door veroordeelde en zijn mededader tezamen verkregen wederrechtelijk voordeel.
Het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door de rechtbank, gelet op het vorenstaande, geschat op:
€ 26.979,34 (resultaat eenvoudige kasopstelling) + (€ 152.984,20 : 2) € 76.492,10 (resultaat abstracte voordeelsberekening) = € 103.471,44,-. Afgerond komt dit op een bedrag van € 103.471,-.
(…)”
eerste middelbehelst de klacht dat het hof niet (voldoende) in het bijzonder de redenen heeft gegeven die hebben geleid tot de afwijking van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging, inhoudende – kort gezegd – dat de contante stortingen van vóór 4 september 2012 niet mogen worden meegenomen in de eenvoudige kasopstelling.
(…)
tweede middelbevat verschillende motiveringsklachten ten aanzien van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel door het hof. Het middel behelst ten eerste de klacht dat de abstracte voordeelsberekening is gebaseerd op ‘andere strafbare feiten’ die de betrokkene zou hebben gepleegd, zonder dat is geoordeeld dat voor het plegen van die strafbare feiten voldoende aanwijzingen bestaan. Ten tweede behelst het middel de klacht dat het hof bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel feiten heeft betrokken waarvan de betrokkene is vrijgesproken. Ten derde behelst het middel de klacht dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden ontleend aan de inhoud van de bewijsmiddelen. Ik bespreek de klachten in de genoemde volgorde.