ECLI:NL:PHR:2018:1446
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens het niet indienen van middelen
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn cassatieberoep. De verdachte was eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden wegens medeplegen van oplichting en het openlijk aanbieden van een auteursrechtelijk beschermd werk. De veroordeling vond plaats op 30 maart 2017. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar heeft geen middelen van cassatie ingediend. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient een raadsman binnen twee maanden na betekening van de aanzegging een schriftuur met middelen van cassatie in te dienen. Aangezien dit niet is gebeurd, moet de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dan ook dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.