ECLI:NL:PHR:2018:1446

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
17/03410
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn cassatieberoep. De verdachte was eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden wegens medeplegen van oplichting en het openlijk aanbieden van een auteursrechtelijk beschermd werk. De veroordeling vond plaats op 30 maart 2017. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar heeft geen middelen van cassatie ingediend. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient een raadsman binnen twee maanden na betekening van de aanzegging een schriftuur met middelen van cassatie in te dienen. Aangezien dit niet is gebeurd, moet de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dan ook dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

Conclusie

Nr. 17/03410
Zitting: 13 november 2018
Mr. E.J. Hofstee
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 30 maart 2017 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens 1 subsidiair onder A “medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd” en 2 subsidiair “medeplegen van het als bedrijf uitoefenen van het plegen van opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat openlijk ter verspreiding aanbieden, meermalen gepleegd", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest.
Er bestaat samenhang met de zaken 17/01813 en 17/01839. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Hoewel de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv geldig is betekend, zijn namens hem geen middelen van cassatie voorgesteld.
Art. 437, tweede lid, Sv schrijft voor dat op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie moet worden ingediend. Nu bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend, moet de verdachte niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep worden verklaard.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG