ECLI:NL:HR:2019:7

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
17/03410
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 30 maart 2017 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1965, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad vond plaats op 8 januari 2019, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter optrad, samen met de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

8 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/03410
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 30 maart 2017, nummer 21/000828-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 januari 2019.