Conclusie
middelbehelst de klacht dat het hof de bewezenverklaring ten onrechte heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in het arrest is opgenomen.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld voor diefstal. De verdachte was op 18 april 2016 betrapt op het stelen van een fiets, waarbij hij het fietsslot had verbroken. Het gerechtshof had de eerdere veroordeling bevestigd, maar de verdediging had vrijspraak bepleit. De raadsman stelde dat er geen bewijs was dat de fiets aan iemand anders toebehoorde. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de bewezenverklaring ten onrechte had gebaseerd op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in het arrest was opgenomen. Volgens artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering moet de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan steunen op de inhoud van in het arrest opgenomen bewijsmiddelen. Aangezien de verdachte vrijspraak had bepleit, diende het hof de bevestiging van het vonnis te doen met aanvulling van gronden, wat niet was gebeurd. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.