Conclusie
middelbehelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden, omdat niet blijkt dat binnen een jaar na de uitspraak van het hof een verstekmededeling aan de betrokkene is betekend.
- i) De inhoudelijke behandeling van de ontnemingsvordering bij de politierechter in de rechtbank ’s-Gravenhage heeft op 21 september 2005 plaatsgevonden. De betrokkene was op deze terechtzitting aanwezig. Vervolgens heeft de politierechter op diezelfde dag mondeling vonnis gewezen, waarbij de ontnemingsvordering werd afgewezen.
- ii) Op 3 oktober 2005 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
- iii) De oproeping van de betrokkene om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 16 januari 2007 is op 20 oktober 2006 vergeefs aangeboden op het GBA-adres van de betrokkene, [a-straat 1] te [plaats], en is vervolgens – na niet te zijn afgehaald op de plaats genoemd in het bericht van aankomst – op 3 november 2006 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank ’s-Gravenhage. Bovendien is op 3 november 2006 een afschrift van de dagvaarding verzonden naar het GBA-adres van de betrokkene.
- iv) De betrokkene, die niet is verschenen op de zitting in hoger beroep d.d. 16 januari 2007, is door het hof op 30 januari 2007 bij verstek de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 24.688,- ter ontneming van wederrechtelijke verkregen voordeel opgelegd.
- v) Op 5 maart 2007 is getracht een mededeling van de uitspraak (hierna: de verstekmededeling) aan de betrokkene uit te reiken op het adres [a-straat 1] te [plaats]. Omdat niemand werd aangetroffen, is een bericht van aankomst achtergelaten. De verstekmededeling is vervolgens op 8 maart 2007 teruggezonden aan het ressortsparket. Aan de akte van uitreiking is het bericht van aankomst gehecht. Daarop is het adres [a-straat 1] te [plaats] met pen doorgehaald met daarbij de handgeschreven opmerking “Verhuisd. Retour Afz.”.
- vi) Vervolgens is de verstekmededeling op 27 maart 2007 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, omdat de betrokkene “blijkens de aan deze akte gehechte mededeling van de afdeling bevolking van diens woongemeente, op de dag van aanbieding van de gerechtelijke brief en tenminste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens op het op deze akte vermelde adres was ingeschreven”, waarna op diezelfde datum een afschrift van de verstekmededeling is verzonden naar het op de akte vermelde adres van de betrokkene, [a-straat 1] te [plaats]. Een aan de akte van uitreiking gehecht geschrift d.d. 27 maart 2007 vermeldt [a-straat 1] te [plaats] als GBA-adres van de betrokkene sinds 15 februari 2006.
- vii) Op 18 oktober 2007 is het wederom niet gelukt om de verstekmededeling aan de betrokkene uit te reiken op het adres [a-straat 1] te [plaats]. Omdat niemand werd aangetroffen, is een bericht van aankomst achtergelaten. De verstekmededeling is vervolgens – na niet te zijn afgehaald op de plaats genoemd in het bericht van aankomst – op 25 oktober 2007 teruggezonden aan het ressortsparket.
- viii) Op 3 augustus 2017 is de verstekmededeling aan de betrokkene in persoon uitgereikt.
- ix) Op 9 augustus 2017 is beroep in cassatie ingesteld.