Conclusie
middelklaagt dat het hof niet dan wel onvoldoende is ingegaan op het door de verdediging ingenomen uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat geen sprake is van heling.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die was veroordeeld voor medeplegen van opzetheling. De verdachte had in de periode van 17 tot 18 mei 2014 in Zwolle en Annen verschillende gestolen goederen voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De politierechter had de verdachte op 30 juli 2014 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 72 dagen, met de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn raadsman aanvoerde dat het hof onvoldoende was ingegaan op het verweer dat er geen sprake was van heling.
De Hoge Raad oordeelde dat de verdediging een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt had ingenomen, maar dat het hof niet gehouden was om dit standpunt nader te motiveren, aangezien de motivering al besloten lag in de bewijsmiddelen die door de politierechter waren gebruikt. De Hoge Raad bevestigde dat de delictsomschrijving van opzetheling vereist dat de verdachte wist dat de goederen door misdrijf verkregen waren. De Hoge Raad concludeerde dat de bewijsconstructie van de politierechter voldoende was om de veroordeling te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarbij de conclusie van de procureur-generaal werd gevolgd. De Hoge Raad vond geen gronden voor vernietiging van de bestreden uitspraak en bevestigde de veroordeling van de verdachte voor het medeplegen van opzetheling.