4.2.Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities.
De raadsman deelt in aanvulling daarop het volgende mee:
Ik heb de afgelegde verklaringen op een rij gezet. Ik ben het niet eens met de advocaat-generaal, er zijn te grote verschillen in de verklaringen.
Er is door de schoonzus van de verdachte bij de politie en de raadsheer-commissaris verklaard dat zij eerst bij de [...] waren en later onderweg naar huis waren toen de deur van de auto open getrokken werd.
Haar echtgenoot heeft anders verklaard. Bij de politie verklaarde hij dat verdachte naar zijn deur liep en bij de rechter-commissaris verklaarde hij dat de verdachte uitstapte en rechtstreeks naar zijn vrouw is gegaan om haar aan te vallen.
In de verklaringen van de schoonzus zitten grote verschillen. In haar aangifte heeft zij tegen de politie verklaard dat zij geschopt is tussen haar benen. Bij de rechter-commissaris heeft ze verklaard dat ze op de stoep schoppen heeft gekregen. Bij de raadsheer-commissaris heeft ze verklaard dat ze voor de auto langs ging, een schop van achteren kreeg en nog meer klappen kreeg.
Haar echtgenoot heeft bij de politie verklaard dat aangeefster geschopt is, bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat ze eenmaal geschopt is, terwijl zij zelf heeft verklaard twee maal geschopt te zijn. Bij de raadsheer-commissaris verklaart de echtgenoot dat zijn vrouw uitgescholden werd, terwijl hij in zijn eerdere verklaringen niet over schelden heeft verklaard.
De schoonzus van de verdachte verklaart over een ruzie tussen haar man en zijn broer. Bij de rechter-commissaris heeft ze verklaard dat haar zwager zijn broer met zijn vuisten op diens hoofd heeft geslagen en dat haar echtgenoot niet geslagen heeft. Zij verklaarde dat verdachte laarzen aan had, maar haar man heeft niets over laarzen verklaard.
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard over onduidelijk geschreeuw. Bij de rechter-commissaris heeft de getuige [getuige 1] verklaard dat het niet de echtgenoot was en dat een man met snor naar de vrouw ging. De getuige verklaarde dat de vrouw een schop had gekregen, dat kon niet anders dan door de echtgenoot.
De getuige [getuige 2] heeft van omstanders gehoord dat er gevochten was en dat de verdachte tussenbeide was gekomen. Deze verklaring is een bevestiging van de verklaring van de getuige [getuige 1] .
Door de verbalisant zijn verwondingen geconstateerd; bij verdachte een bebloed gelaat en bij zijn broer bloedspetters op het gezicht.
De verklaringen van de broer en schoonzus kloppen niet. De verdachte heeft verklaard dat zijn schoonzus alles verzint en bij elkaar liegt.
Ik ben het niet eens met de advocaat-generaal dat er overduidelijk wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zijn schoonzus heeft geschopt. De verklaring van [getuige 1] is heel duidelijk. Ik verzoek de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
De verdachte stelt het tenlastegelegde niet te hebben gedaan. De verdachte heeft verklaard dat zijn broer en zijn schoonzus vaak ruzie hadden. Zijn broer zorgde niet voor het geld dat hij aan zijn vrouw moest betalen en hij is toen de deur uit gezet. Zijn broer heeft daarop een steen door de ruit gegooid. Toen is er ruzie ontstaan en heeft zijn broer zijn vrouw geschopt en is de verdachte tussenbeide gekomen. Het is dus precies andersom.”