Voetnoten
1.Zo ook de Duitse strafrechter: BVerfG 18 december 2014, 2 BvR 209/14 2 BvRv 240/14, 2 BvR 262/14, Rn 34.
2.Par. 9. De rechtspraak over de inzet van under cover-agenten is door het EHRM met name uitgewerkt in EHRM 5 februari 2008, Appl.no. 74420/01 (Ramanauskas v. Luthania), par. 49-61. Daarop wordt teruggegrepen in EHRM 23 oktober 2014, Appl.no. 54648/09 (Furcht v. Germany) en EHRM 4 april 2017, Appl.no. 2742/12 (Matanović v. Croatia). Zie verder D.J. Harris e.a., Law of the European Convention on Human Rights, Oxford University Press 2014, derde druk, p. 427, 428.
3.BGHSt 23 mei1984, 1 StR 148/84 (LG Stuttgart), aangehaald in o.a. BGH 18 november 1999, StR 221/99 (LG München), II, 2. Zie voor kritiek op die oplossing Arndt Sinn en Simon Maly, Zu den strafprozessualen Folgen einer rechtsstaatswidrigen Tatprovokation – Zugleich Besprechung von EGMR, Urt. v. 23.10.2014 – 54648/09 (Furcht v. Germany), NStZ 2015, 379. Deze auteurs zijn van opvatting dat gelet op de rechtspraak van het EHRM dient te worden gekozen voor bewijsuitsluiting.
4.BVerfG 18 december 2014, 2 BvR 209/14 2 BvRv 240/14, 2 BvR 262/14, Rn 42, 43.
5.Rn 47.
6.Art. 30 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering luidt: “Provocatie van misdrijven is verboden.
7.Lord Nicholls and Lord Hoffmann in R v Looseley (Attorney General’s Reference (No. 3 of 2000) [2001] UKHL 53, [2002] 1 Cr App R 29), par.16 en 36.
8.Lord Hoffmann in Loosely, par. 42, 43.
9.R. Kuiper, Vormfouten in de Verenigde Staten. Juridische consequenties van vormfouten in strafzaken, Raad voor de rechtspraak, Research Memoranda nummer 3/2010, jaargang 6, p. 224-235.
10.In HR 6 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7084 oordeelde de Hoge Raad in dezelfde zin over toelaatbaarheid van een lokauto. 11.In HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:BO1576 was wel een lokfiets gebezigd maar komt de Hoge Raad aan een oordeel over het gebruik van de lokfiets niet toe. HR 10 april 2012, ECLI:NL:HR:BW1484 (art. 81 RO) had betrekking op de afwijzing van een verzoek een onderzoek te doen naar de inzet van de lokfiets. De lokfiets stond op een plaats waar naar de ervaring leerde veel fietsen werden gestolen, maar het gebruik daarvan leidde niet tot aanhouding van een notoire fietsendief maar van een first offender.
12.EHRM 5 februari 2008, Appl.no. 74420/01 (Ramanauskas v. Luthania), par. 55.
13.Knigge in zijn noot bij EHRM 9 september 1998, NJ 2001/471 (Teixeira de Castro v. Portugal) onder 2.
14.Hof van Cassatie 4 maart 2014, P. 14.0333.N, geannoteerd in RABG 2014/14 door Vincent Vereecke.
15.Lord Nicholls in R. v. Loosely, par. 21.
16.Lord Nicholls in R. v. Loosely, par. 23.
17.Lord Hutton in R. v. Loosely, par. 101.
18.Williams and another v. Director of Public Prosecutions 1 maart 1993, (1994) 98 Cr. App. R., p. 209 e.v.
19.Lord Hoffmann in R. v. Loosely, par. 65.
20.Zie bijvoorbeeld de Weser Kurier van 30 juli 2013 (http://www.weser-kurier.de/bremen/bremen-stadt_artikel,-Dieb-faellt-auf-Lockauto-herein-_arid,625377.html)
21.Annotatie bij Hof van Cassatie 4 maart 2014, P. 14.0333.N, RABG 2014/14.
24.EHRM 23 oktober 2014, Appl.no. 54648/09 (Furcht v. Germany), par. 48.
25.De verdachte verklaarde ter terechtzitting in hoger beroep dat hij dacht dat de fiets een lokfiets was maar heeft zich daardoor naar zijn zeggen niet laten weerhouden omdat de fiets te mooi was om te laten staan (proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, p. 4).