1. De verdachte is bij arrest van 27 mei 2015 door het gerechtshof Amsterdam bij verstek niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
2. Namens de verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel
3.1. Het middel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep. Het middel klaagt in het bijzonder dat ‘s hofs motivering van dit oordeel inhoudende dat de dagvaarding voor de zitting van 28 mei 2013 op 11 mei 2013 in persoon aan de verdachte is betekend niet begrijpelijk is.
3.2. Tot de op de voet van art. 434 lid 1 Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding behoort de aan het dubbel van de oproeping van de verdachte om op de terechtzitting in eerste aanleg van 28 mei 2013 te verschijnen gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 2 mei 2013 tevergeefs is aangeboden op het adres van de verdachte op de [a-straat 1] te Hoofddorp, dat aldaar een afhaalbericht is achtergelaten, dat de brief na zeven dagen nog niet is afgehaald en dat de akte met de brief op 10 mei 2013 is teruggezonden, dat de dagvaarding op 17 mei 2013 is uitgereikt aan de griffier nu “de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde niet bekend is” en dat ex. art. 588a Sv een afschrift is verzonden naar het door de verdachte bij zijn eerste verhoor opgegeven adres. Op deze akte is het parketnummer 15-160940-12 getypt; dat is het parketnummer van de onderhavige zaak in eerste aanleg. Bij de stukken van het geding bevindt zich tevens een kopie van een akte van uitreiking met daarop achter het kopje “briefsoort” getypt:
“oproep verdachte”, achter “parketnr.” getypt:
“15-003875-13”en achter “zitting” getypt:
“28 mei 2013”. Deze akte houdt in dat op 6 mei 2013 tevergeefs is gepoogd “de brief” – kennelijk de brief waarin de verdachte wordt opgeroepen op de terechtzitting in eerste aanleg van 18 mei 2013 te verschijnen – uit te reiken op het adres van de verdachte [a-straat 1] te Hoofddorp nu “er niemand aanwezig was of bereid was de brief aan te nemen”. Aan deze akte is een afhaalbericht gehecht waarin als parketnummer is getypt:
“15-160940-12”.De achterzijde van de akte vermeldt dat de brief op 11 mei 2013 aan de geadresseerde met geldig legitimatiebewijs is uitgereikt. De akte bevat voorts achter “handtekening ontvanger” een met pen aangebrachte handtekening waarin ik de naam van de verdachte, [verdachte], ontwaar.
3.3. In het aan de Hoge Raad toegezonden procesdossier bevinden zich de processen-verbaal van de zittingen in eerste aanleg van respectievelijk 29 november 2012, 22 januari 2013 en 22 april 2013. Op die processen-verbaal is achter “Parketnummer” getypt:
“15.160940.12 en 15.003875.13”. Van daadwerkelijke voeging van de zaken in de zin van art. 259 Sv blijkt echter niet. Ook gelet op het vervolg van de zaken – in de onderhavige zaak met parketnummer 15.160940.12 is afzonderlijk een (mondeling) vonnis gewezen - moet aangenomen worden dat de zaken, zoals in de regel geschiedt, gelijktijdig, doch niet gevoegd behandeld zijn. - De zaak met parketnummer 15.003875.13 is reeds in cassatie geweest bij de Hoge Raad.Het gerechtshof Amsterdam heeft blijkens het arrest van 8 september 2015 in die zaak hetzelfde geoordeeld als het blijkens het bestreden arrest in de onderhavige zaak heeft gedaan, te weten dat de oproeping om op de terechtzitting te verschijnen van 28 mei 2013 op 11 mei 2013 in persoon aan de verdachte is betekend, dat de verdachte op 28 mei 2013 bij verstek is veroordeeld en dat tegen dit vonnis geen hoger beroep is ingesteld binnen veertien dagen. Het hof heeft de verdachte in de zaak met parketnummer 15.003875.13 vervolgens - eveneens op die grond - niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De raadsman heeft in die zaak het cassatieberoep ingetrokken.
3.4. Blijkens de aantekening mondeling vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 mei 2013 is tegen de niet-verschenen verdachte verstek verleend en is hij tot straf veroordeeld.
3.5. Het bestreden arrest houdt, voor zover van belang, het volgende in: