ECLI:NL:HR:2011:BR0453

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00609
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verdachte in hoger beroep en betekening van vonnissen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen een vonnis van de Kantonrechter. De verdachte, geboren in 1977 en woonachtig te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling wegens overtreding van artikel 30, vierde lid, van de Wet op de Motorrijtuigen (WAM). De advocaat van de verdachte, mr. V.C. van der Velde, had een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest was gehecht.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de mededeling van het vonnis op 25 januari 2007 in persoon was betekend. Dit oordeel was niet begrijpelijk, aangezien er bij de stukken geen andere akte van uitreiking aanwezig was dan de eerder genoemde akte, die aangaf dat de mededeling na vergeefse aanbieding was teruggezonden aan de afzender. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening van vonnissen en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid in hoger beroep. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte niet-ontvankelijk was verklaard zonder voldoende motivering, wat in strijd was met de rechtsbeginselen. De zaak zal nu opnieuw worden berecht door het Gerechtshof, waarbij de juiste procedurele stappen in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

11 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/00609
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 januari 2010, nummer 23/005528-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter.
2.2. Bij de stukken van het geding bevinden zich:
a) een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om op 28 maart 2006 te verschijnen op de terechtzitting van de Kantonrechter in het arrondissement Haarlem zittinghoudende te Zaandam, inhoudende dat nadat op 16 december 2005 tevergeefs is geprobeerd om de dagvaarding uit te reiken op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] die dagvaarding is uitgereikt aan de griffier en door deze een afschrift is verzonden naar dat adres;
(b) een aantekening mondeling vonnis van de Kantonrechter van 28 maart 2006, waarbij de verdachte wegens overtreding van artikel 30, vierde lid, WAM bij verstek is veroordeeld tot twee weken hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden;
(c) een mededeling uitspraak betreffende voornoemd vonnis, met daaraan gehecht een akte van uitreiking, die inhoudt dat die mededeling, na vergeefse aanbieding op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] op 3 mei 2006 is teruggezonden aan de afzender;
(d) een GBA overzicht van 15 mei 2006, inhoudende dat de verdachte vanaf 11 mei 2004 heeft ingeschreven gestaan op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] en van hem sinds 30 januari 2006 geen vaste woon- of verblijfplaats bekend is.
2.3. Nu zich bij de stukken geen andere dan de hiervoor onder 2.2 sub c genoemde akte van uitreiking van de mededeling uitspraak bevindt, is het oordeel van het Hof dat blijkens de akte van uitreiking de mededeling van het vonnis op 25 januari 2007 in persoon is betekend niet begrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 oktober 2011.