Conclusie
Nr. 15/04453
Zitting: 21 maart 2017
Mr. E.J. Hofstee
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 17 september 2015 door het Gerechtshof Den Haag wegens 1 primair en 2 telkens “medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd” en 3 “medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd” veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Er bestaat samenhang met de zaken 15/04449P, 15/04654P en 15/04655. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelklaagt met een beroep op HR 25 maart 2014,
NJ2014/303 m.nt. Keijzer dat het hof het onder 3 bewezenverklaarde ten onrechte als “witwassen” heeft gekwalificeerd.
middelklaagt met een beroep op HR 25 maart 2014,
NJ2014/303 m.nt. Keijzer dat het hof het onder 3 bewezenverklaarde ten onrechte als “witwassen” heeft gekwalificeerd.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat hij:
“op tijdstippen gelegen in de periode van 20 mei 2010 tot en met 9 september 2010 te Den Haag tezamen en in vereniging met een ander geldbedragen heeft overgedragen, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat bovenomschreven geldbedragen geheel onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.”
6. De rechtspraak waarop de steller van het middel ongetwijfeld het oog heeft, betreft het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan (“eigen”) misdrijf. [1] Zij heeft in beginsel geen betrekking op een geval als het onderhavige waarin is bewezenverklaard het overdragen in de betekenis die ingevolge art. 420bis Sr aan die begrippen toekomt, van voorwerpen. [2] Dat wordt pas anders indien geoordeeld moet worden dat het overdragen van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft zich automatisch ook schuldig zou maken aan het (schuld)witwassen van die voorwerpen. Ratio achter deze nadere nuancering van de Hoge Raad is dat voorkomen moet worden dat de desbetreffende regels worden omzeild enkel door het tenlasteleggen en/of bewezenverklaren van een andere delictsgedraging dan verwerven of voorhanden hebben.
7. Het door de Hoge Raad bedoelde bijzonder geval doet zich hier echter niet voor. Gelet op de vaststellingen van het hof heeft de verdachte de geldbedragen niet enkel verworven en voorhanden gekregen, maar heeft hij deze bedragen
later in de tijdweer overgedragen aan anderen.
later in de tijdweer overgedragen aan anderen.
8. Het middel faalt [3] en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG