ECLI:NL:HR:2017:174

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
15/02705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in verband met overschrijding van de redelijke termijn in cassatiefase

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte, geboren in 1979, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk. De advocaat van de verdachte, W.J. Ausma, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de straf. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, behalve het vierde middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel is gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van twaalf maanden naar elf maanden en drie weken, met behoud van de voorwaardelijke straf en proeftijd. De Hoge Raad heeft de overige onderdelen van het beroep verworpen en de uitspraak is gedaan op 7 februari 2017.

Uitspraak

7 februari 2017
Strafkamer
nr. S 15/02705
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 22 mei 2015, nummer 22/004127-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en drie weken, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2017.