AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Ontvankelijkheid van grieven tegen eindbeslissingen in deelvonnis in het kader van een exclusieve afnameovereenkomst
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eisers, die een varkensbedrijf en kwekerijen exploiteren, en de verweerders, die betrokken zijn bij een visverwerkingsbedrijf. De kern van het geschil betreft de betaling van contractuele boetes en schadevergoeding als gevolg van het niet nakomen van een exclusieve afnameovereenkomst die op 6 januari 2006 is gesloten. Eisers vorderen onder andere een betaling van € 260.000,- als contractuele boete wegens het niet afnemen van vis, en daarnaast een bedrag van € 54.400,- wegens het niet voldoen aan de afnameplicht. In reconventie vorderen de verweerders schadevergoeding van € 610.571,24 wegens tekortkomingen van eisers in de nakoming van de overeenkomst.
De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de exclusieve afnameovereenkomst is ontbonden en dat eisers tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. Dit heeft geleid tot een hoger beroep bij het gerechtshof, waar de verweerders de vernietiging van eerdere vonnissen hebben gevorderd. Het hof heeft in zijn arrest van 3 december 2013 de vorderingen van eisers afgewezen en geoordeeld dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat eisers in verzuim waren. Eisers hebben vervolgens cassatieberoep ingesteld, waarbij zij de ontvankelijkheid van de grieven tegen de eindbeslissingen in het deelvonnis aan de orde stelden.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de grieven van eisers niet ontvankelijk zijn, omdat zij niet tijdig zijn ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank. De Hoge Raad bevestigt dat de ontbinding van de exclusieve afnameovereenkomst een eindvonnis betreft en dat de beslissingen van de rechtbank in dat vonnis in kracht van gewijsde zijn gegaan. Dit betekent dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het hof standhouden, en dat de vorderingen van eisers niet kunnen worden toegewezen.
Voetnoten
1.Zie het arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 3 december 2013, rov. 2.2-2.3 en het vonnis van de rechtbank Roermond van 27 mei 2009, rov. 2.1-2.2.
2.Zie voor het procesverloop in eerste aanleg, rov. 1 van het eindvonnis van de rechtbank van 15 februari 2012 en in hoger beroep, rov. 1 van het in noot 1 genoemde arrest van het hof.
3.Schrijfwijze: [verweerder 1] in plaats van [verweerder 1] overgenomen uit de door [verweerder 1] zelf opgestelde mededeling van cessie aan [eisers] van 11 mei 2012 (productie bij appeldagvaarding).
4.Opgenomen in artikel 1 van de overeenkomst van 6 januari 2006 (zie prod. 5 bij de inleidende dagvaarding).
5.Opgenomen in artikel 3 van de overeenkomst van 6 januari 2006 (zie prod. 5 bij de inleidende dagvaarding).
6.Op grond van artikel 5 van de overeenkomst van 6 januari 2006 (zie prod. 5 bij de inleidende dagvaarding).
7.Zie nr. 40 van de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie.
8.Zie prod. 4 bij de inleidende dagvaarding.
9.De cassatiedagvaarding is op 26 februari 2014 uitgebracht.
11.Zie ook de conclusie van A-G Bakels vóór HR 18 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2929, NJ 2000/221 onder 2.14 en de NJ-noot van H.J. Snijders onder dit arrest, nr. 2a. 12.Zie de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie onder de nrs. 25-34 en 36-41.
13.Zie over de grens tussen verweer in conventie en eis in reconventie W.H. Heemskerk, De eis in reconventie, diss. 1972, nrs. 1 en 91 e.v., m.n. 94 en 96.
14.Zie in dit kader ook rov. 4.6 van het vonnis van 27 mei 2009.
15.Conclusie van antwoord in het principaal cassatieberoep, tevens inhoudende (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep, p. 3 onder 1.4.
16.Zie HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564, NJ 1995/288, rov. 3.4.1-3.4.3, waarover Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009/209: “Aandeelhouders kunnen in beginsel de schade wegens waardevermindering van hun aandelen niet verhalen op een derde die door wanprestatie of onrechtmatige daad schade heeft toegebracht aan het vermogen van de vennootschap. Slechts de vennootschap komt deze vordering toe.” 19.Conclusie van antwoord in het principaal cassatieberoep, tevens inhoudende (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep, p. 4 onder 1.5.
20.Zie daarover o.a. Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009/21 en M.J. Kroeze, ‘Afgeleide schade en afgeleide actie’, Deventer: Kluwer, 2004, p. 27 e.v. en 73 e.v.
21.Zie Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2005/103.
22.Zie Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009/212.
23.Conclusie van antwoord in het principaal cassatieberoep, tevens inhoudende (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep, p. 4-12 onder 1.6 t/m 1.7.6.