“Het hof heeft uit voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld:
a. Het slachtoffer, [slachtoffer] , was op 6 april 2007 vanaf omstreeks 16.30 uur thuis in haar woning aan de [a-straat] 27 te Tilburg (hierna: de woning).
b. Op enig moment daarna is de dader in de woning gekomen. De dader heeft slippers, toebehorend aan verdachte, aangedaan, heeft een breekijzer ter hand genomen en heeft met het breekijzer (in de hal van de woning) [slachtoffer] enkele malen op haar hoofd geslagen ten gevolge vvaarvan zij hevig gewond is geraakt en is gaan bloeden.
c. De dader is vervolgens op de slippers naar de keuken gelopen, heeft daar een mes gepakt en is vervolgens teruggelopen naar de hal en heeft daar [slachtoffer] negen maal in haar rug gestoken.
d. De dader heeft na zijn daad de slippers in de hal, naast het slachtoffer dat op de grond lag, achtergelaten en is kennelijk naar boven gegaan om zich te ontdoen van de bloedsporen. De dader heeft vervolgens de woning verlaten.
e. Het slachtoffer [slachtoffer] wordt om 21.32 uur door de politie liggend in de hal van de woning met een mes in haar rug in een grote plas bloed aangetroffen. Zij blijkt negen maal in haar rug te zijn gestoken en is ten gevolge daarvan overleden.
f. Verdachte is op 6 april 2007 in de periode na 16.30 uur in de woning geweest tot 17.00 waarna hij zijn schoondochter en dochter naar Drunen heeft gebracht waarna hij van 17.45/18.00 uur tot ongeveer 18.00/18.15 uur wederom thuis is geweest.
g. Rond 19.00 uur arriveren een tweetal neven bij de woning. Zij bellen en kloppen enkele keren maar er wordt niet open gedaan. De woning is donker en er wordt geen teken van leven in de woning waargenomen. Ook de buurvrouw (die een bordje brood wil brengen) krijgt om 19.00 uur geen reactie na enkele keren op de ruit van de woning te hebben getikt.
h. Verdachte komt omstreeks 21.15 wederom thuis. Hij gaat dan naar de woning van de buren aan de [a-straat] 25, klopt op de vooruit en vraagt zijn buurvrouw de ambulance te bellen omdat zijn echtgenote in de gang lag.
i. Omstreeks 21.30 uur arriveren de politie en de ambulance bij de woning. Verdachte zit op dat moment nog bij de buren. De voordeur van de woning is aan de binnenzijde slotvast afgesloten met de sleutels (van slachtoffer [slachtoffer] ) in het slot. Terwijl deze op dat moment niet van buiten kan worden afgesloten. De achterdeur van de woning is eveneens slotvast afgesloten, zodat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de woning aan de achterzijde heeft verlaten.
j. Naast verdachte en het slachtoffer, hebben de zoon [betrokkene 1] , zijn vrouw [betrokkene 2] , dochter [betrokkene 3] en dochter [betrokkene 4] een sleutel van de woning. Deze personen zijn niet in de woning geweest op 6 april 2007 na het tijdstip van vertrek van verdachte naar Drunen en hebben hun sleutels niet uitgeleend.
k. In het eerste gesprek tussen de politie en verdachte (in de woning van de buren) wordt waargenomen dat verdachte bloedvlekken op zijn broek heeft. Dit bloed is afkomstig van het slachtoffer [slachtoffer] . Het blijken verdunde bloedvlekken te zijn die aan de buitenzijde op de broek terecht zijn gekomen.
l. Nadat verdachte is aangehouden wordt een bloedvlek op de enkel van verdachte onder de door hem gedragen sok waargenomen. Dit bloed blijkt eveneens afkomstig van het slachtoffer [slachtoffer] .
m. Verdachte droeg bij zijn aanhouding sportschoenen en witte sportsokken. Zowel op de schoenen als op de sokken wordt geen enkel spoor van bloed aangetroffen. De handen van verdachte zijn uitzonderlijk schoon.
n. De persoon [slachtoffer] om het leven heeft gebracht droeg de slippers die in eigendom toebehoorden aan verdachte. Verdachte heeft de slippers op 6 april 2007 gedragen toen hij in de woning was vanaf het moment dat hij terugkwam uit Drunen en het huis weer verliet. Volgens de verklaring van verdachte droeg iedereen in huis zijn eigen slippers en waren er aparte slippers voor visite. Alleen als er veel visite was dan werden eigen slippers aangeboden.
o. De schoenafdruksporen die in de woning zijn aangetroffen zijn afkomstig van de slippers van verdachte en er zijn geen fragmenten van schoenafdruksporen aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn van andere schoenen dan de onderzochte slippers (van verdachte).
p. Volgens verklaringen van de getuige [getuige 1] zou verdachte op 6 april 2007 een halflange leren jas hebben gedragen. Deze jas is niet aangetroffen.
q. In de woning op de bovenverdieping worden met behulp van Luminol (verwijderde) bloedsporen aangetroffen op de spiegel in de badkamer en op de vloer voor de kast in de slaapkamer. Het bloed in deze sporen is afkomstig van [slachtoffer] . In de prullenbak op de badkamer wordt een opgevouwen kniebroek aangetroffen die doordrenkt is met bloed van [slachtoffer] .