Conclusie
[verdachte]
middelbehelst de klacht dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is geweest van een “onderzoek” als bedoeld in art. 8 lid 2 onder a WVW 1994.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte op 14 februari 2014 was vrijgesproken van rijden onder invloed. De Hoge Raad behandelt de vraag of het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een 'onderzoek' zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De verdachte had op 16 maart 2013 in Woudenberg een ademonderzoek ondergaan, waarbij hij meermaals moest blazen. Het Hof oordeelde dat er vaker was geblazen dan toegestaan, waardoor er geen geldig onderzoek had plaatsgevonden. De Hoge Raad concludeert dat het Hof de term 'onderzoek' verkeerd heeft uitgelegd en dat de strikte waarborgen die aan het onderzoek zijn verbonden niet correct zijn toegepast. De Hoge Raad stelt dat de voorschriften van artikel 8 en 9 van het Besluit Alcoholonderzoeken niet tot de strikte waarborgen behoren, en dat de verdachte ten onrechte is vrijgesproken. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de zaak moet worden terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling.