ECLI:NL:HR:2001:AB0841
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake verkeersdelicten en overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Snorn. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden beslissing zou moeten vernietigen, maar alleen voor wat betreft de bewezenverklaring en de strafoplegging van feit 3. De Hoge Raad oordeelde dat de behandeling van de zaak niet binnen een redelijke termijn had plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit tijdsverloop was bijna acht en een halve maand zonder bijzondere omstandigheden die dit konden rechtvaardigen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor wat betreft de beslissingen over feit 3 en de strafoplegging, en sprak de verdachte vrij van het hem tenlastegelegde feit 3. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de strafoplegging met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. Voor de overige feiten werd het beroep verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtsprocedures en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de strafoplegging.