ECLI:NL:PHR:2011:BQ2305
Parket bij de Hoge Raad
- mr. De Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
Wijziging van alimentatieplicht tussen gewezen echtelieden en terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om een verzoek van de man tot nihilstelling van de alimentatieplicht jegens de vrouw, die zijn ex-echtgenote is. De man heeft op 14 december 2007 een verzoekschrift ingediend om de door de rechtbank vastgestelde alimentatie van € 1.417,- per maand met terugwerkende kracht op nihil te stellen, met als argument dat zijn financiële situatie was veranderd en dat de vrouw geen behoefte meer had aan alimentatie. De rechtbank had eerder, op 26 augustus 2008, het verzoek van de man afgewezen, maar het hof 's-Gravenhage heeft in zijn beschikking van 23 december 2009 de alimentatie op nihil gesteld, met ingang van die datum. De man heeft cassatie ingesteld, omdat hij van mening was dat de nihilstelling met terugwerkende kracht vanaf 30 mei 2005 had moeten ingaan, de datum waarop de echtscheidingsbeschikking werd ingeschreven.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 23 september 2011 geoordeeld dat het hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden die de man had aangevoerd. De man had gesteld dat de vrouw geen behoefte meer had aan alimentatie, onderbouwd met argumenten zoals het feit dat de vrouw een erfenis had ontvangen en in staat was om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. Het hof had echter de alimentatieverplichting met terugwerkende kracht op nihil gesteld, maar niet vanaf de door de man verzochte datum. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het hof onbegrijpelijk was, omdat de man had aangegeven geen terugvordering te willen doen en dat de vrouw niet ter zitting was verschenen om haar stellingen te onderbouwen. De conclusie van de Hoge Raad was dat de bestreden beschikking van het hof niet in stand kon blijven en dat de zaak moest worden verwezen voor verdere behandeling.