ECLI:NL:HR:2011:BQ2305
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake alimentatie tussen gewezen echtelieden met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatie tussen gewezen echtelieden. De man, verzoeker tot cassatie, had in 1981 met de vrouw, verweerster in cassatie, een huwelijk gesloten. Na de echtscheiding, uitgesproken op 4 februari 2005, werd de alimentatie door de rechtbank vastgesteld op € 2.000 per maand, met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 30 mei 2005. Later, op 21 december 2005, heeft het hof de alimentatie verlaagd naar € 1.417 per maand, met terugwerkende kracht tot 30 mei 2005. De man heeft vervolgens in cassatie verzocht om de alimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen, stellende dat de vrouw geen behoefte had aan alimentatie.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof in zijn beslissing om de nihilstelling pas in te laten gaan op 23 december 2009, onvoldoende motivering heeft gegeven. De man had aangevoerd dat de vrouw jarenlang geen verzoek om betaling had gedaan en dat zij in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het hof niet begrijpelijk was, gezien de omstandigheden en de stellingen van de man. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 december 2009 vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij beslissingen over alimentatie, vooral wanneer het gaat om terugwerkende kracht van een nihilstelling. De Hoge Raad heeft hiermee de rechtsbescherming van de man versterkt door te oordelen dat zijn belangen niet voldoende waren gewaarborgd in de eerdere beslissingen.