ECLI:NL:PHR:2005:AU4793
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Geschil over de rechtmatigheid van de plaatsing van een gedetineerde op de VGG-lijsten
In deze zaak staat de rechtmatigheid van de plaatsing van een gedetineerde op de VGG-lijsten centraal. Eiser, die sinds 31 mei 2001 gedetineerd is, werd op 26 mei 2003 door het gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar wegens drugshandel en wapenbezit. Gedurende zijn detentie is eiser op verschillende momenten op de VGG-lijsten geplaatst, die door de minister van Justitie worden gebruikt om het risico van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden te beoordelen. Eiser heeft van juli 2001 tot oktober 2004 op deze lijsten gestaan, waarbij zijn plaatsing op lijst II en later op lijst I werd gerechtvaardigd door zowel harde als zachte informatie over zijn gedrag en de risico's die hij vormde.
Eiser heeft in kort geding de Staat gedagvaard, met als doel zijn verwijdering van de VGG-lijsten. De voorzieningenrechter heeft zijn vorderingen afgewezen, wat door het gerechtshof in hoger beroep is bekrachtigd. Eiser heeft cassatie ingesteld, waarbij hij betoogt dat de plaatsing op de lijsten onterecht was en dat de Staat onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij op de lijsten moest blijven staan. De Hoge Raad oordeelt dat de Staat in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat eiser op de VGG-lijsten moest worden geplaatst, gezien de informatie die beschikbaar was over zijn vlucht- en gemeengevaarlijkheid.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van eiser niet slagen en dat de plaatsing op de VGG-lijsten gerechtvaardigd was. De beslissing van het hof wordt bevestigd, en het cassatieberoep wordt verworpen. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van risicoprofielen en de beoordeling van gedetineerden in het kader van hun plaatsing in penitentiaire inrichtingen.