ECLI:NL:HR:2005:AU4793
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- R. Herrmann
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil over de rechtmatigheid van de plaatsing van een gedetineerde op een lijst van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de plaatsing van een gedetineerde, aangeduid als [eiser], op een door de minister van Justitie gehanteerde lijst van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden. De eiser heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, in kort geding gedagvaard. De eiser vorderde primair dat hij binnen 24 uur na betekening van het vonnis van de lijst voor extreem vlucht- en gemeengevaarlijke personen (lijst I) en de lijst voor vlucht- en gemeengevaarlijke personen (lijst II) zou worden gehaald. Subsidiair vorderde hij dat de Staat hem van lijst I zou verwijderen en dat de Staat moest kenbaar maken welke bronnen of personen hadden aangegeven dat hij voornemens zou zijn te vluchten.
De voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 22 oktober 2003 de vorderingen van de eiser afgewezen. Hierop heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 17 februari 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.
De Hoge Raad heeft op 23 december 2005 het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.