ECLI:NL:HR:2005:AU4793

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/131HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtmatigheid van de plaatsing van een gedetineerde op een lijst van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden

In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de plaatsing van een gedetineerde, aangeduid als [eiser], op een door de minister van Justitie gehanteerde lijst van vlucht- en gemeengevaarlijke gedetineerden. De eiser heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, in kort geding gedagvaard. De eiser vorderde primair dat hij binnen 24 uur na betekening van het vonnis van de lijst voor extreem vlucht- en gemeengevaarlijke personen (lijst I) en de lijst voor vlucht- en gemeengevaarlijke personen (lijst II) zou worden gehaald. Subsidiair vorderde hij dat de Staat hem van lijst I zou verwijderen en dat de Staat moest kenbaar maken welke bronnen of personen hadden aangegeven dat hij voornemens zou zijn te vluchten.

De voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 22 oktober 2003 de vorderingen van de eiser afgewezen. Hierop heeft de eiser hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 17 februari 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.

De Hoge Raad heeft op 23 december 2005 het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

23 december 2005
Eerste Kamer
Nr. C05/131HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
thans verblijvende te Veenhuizen,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: voorheen mr. D. Stoutjesdijk,
thans mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 26 september 2003 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Staat - in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage en na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en alle dagen en uren:
1. primair te bepalen dat de Staat binnen 24 uur na betekening van het vonnis [eiser] van de lijst voor extreem vlucht- en gemeengevaarlijke personen (lijst I) en de lijst voor vlucht- en gemeengevaarlijke personen (lijst II) haalt;
2. subsidiair te bepalen dat de Staat binnen 24 uur na betekening van het vonnis [eiser] van de lijst I voor extreem vlucht- en gemeengevaarlijke personen haalt, en
3. te bepalen dat de Staat binnen 24 uur na betekening van het vonnis kenbaar moet maken welke bronnen en/of personen te kennen hebben gegeven dat [eiser] voornemens zou zijn te vluchten,
zulks telkens op straffe van een dwangsom.
De Staat heeft de vorderingen bestreden.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 22 oktober 2003 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 17 februari 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Staat begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, raadsheer in buitengewone dienst, E.J. Numann, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 december 2005.