1 Onder 9 en 10.
2 Het verzoekschrift tot cassatie is op 1 maart 2004 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. Bij brief van 5 mei 2004 heeft de advocaat van Frog het ontbrekende proces-verbaal van de openbare terecht- zitting bij het hof Amsterdam van 2 december 2003 nagezonden.
3 In zowel ons oud-vaderlands recht als in het franse recht was het voorlopig getuigenverhoor als middel van bewaring van bewijs bekend, zie De Pinto, Handleiding tot het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering, 2e gedeelte, 2e druk, 1857, § 617.
4 A. de Pinto, a.w., 1e gedeelte, 2e druk, 1857, p. 210.
5 De Pinto noemt nog een andere, lugubere, omstandigheid als voorbeeld, namelijk het horen van een ter dood veroordeelde vóór de voltrekking van de straf.
6 De Pinto, a.w., p. 210-211.
7 Wet van 23 december 1886, Stb. 230.
8 Tweede Kamer, zitting 1885 - 1886, Memorie van Toelichting, 87, nr. 3, p. 4. Na ontbinding van de Tweede kamer is het wetsontwerp nogmaals aangeboden en heeft het nummer 22 gekregen.
9 Tweede Kamer, zitting 1949-1950, 1585, nr.1.
10 Tweede Kamer, zitting 1949-1950, 1585, nr. 3, p. 3, Algemene beschouwingen. De Minister verwees aan het slot van de algemene beschouwingen naar het artikel van J.H.F. Bloemers, Het onderzoek naar de feiten in het burgerlijk proces, NJB, 2 october 1948, nr. 33, p. 554 - 557, die daarin uiteenzette dat er behoefte is aan een regeling die partijen in de gelegenheid stelt om op de juiste feitelijke basis de processuele strijd aan te binden en dat deze mogelijkheid in een wijziging van de bepalingen over de zgn. "valétudinaire enquete" ligt.
11 Tweede Kamer, zitting 1949-1950, 1585, nr.4, p.2.
12 Tweede Kamer, zitting 1949-1950, 1585, nr. 5, p. 1.
13 Wet van 18 juli 1951, Stb. 302.
14 Tweede Kamer, zitting 1969-1970, 10377, nr. 1.
15 Rapport inzake Versnelling van de Civiele Procedure, bijlage bij het Advocatenblad van 15 april 1967.
16 Tweede Kamer, zitting 1969-1970, 10377, nr. 3, p. 19.
17 Tweede Kamer, zitting 1981- 1982, 10377, nr. 12, p. 13.
18 Wet van 17 mei 1987, Stb. 590. Zie voor de hernummering Staatsblad 1988, 9.
19 De voornaamste wijziging bestaat hierin dat de beperking die in geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van geregistreerd partnerschap aan de mogelijkheid van een voorlopig getuigenverhoor was gesteld, is vervallen. Verder is er een aantal wijzigingen van redactionele aard aangebracht.
20 Deze jurisprudentie heeft uitsluitend betrekking op het voorlopig getuigenverhoor voorafgaand aan een geding tusssen partijen. Aangezien de wet sinds 1988 geen onderscheid meer maakt tussen het voorlopig getuigenverhoor voorafgaand aan en tijdens een aanhangig geding, heeft de rechtspraak ook gelding voor het voorlopig getuigenverhoor tijdens een lopende procedure.
21 Zie voorts HR 20 september 2002, LJN AE 7831.
22 Zie ook Heemskerk in zijn noot onder HR 29 maart 1985, NJ 1986, 242 onder 5.
23 HR 13 september 2002, NJ 2004, 18 m.nt. HJS.
24 Zie mijn conclusie vóór de in de vorige noot genoemde beschikking en de noot van Snijders eronder.
25 Zie de MvT, 26 855, nr. 3, p. 4-15; Burgerlijke Rechtsvordering, Wesseling-van Gent, Boek I, aant.2.
26 Burgerlijke Rechtsvordering, Wesseling-van Gent, art. 20, aant. 3.
27 In het Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht wordt aan het voorlopig getuigenverhoor aandacht besteed als instrument in de voorfase, p. 116 e.v. Zie voorts R.M. Hermans, De voorfase van de enquêteprocedure, in: Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation 2003-2004, p. 263-287.
28 Ter gelegenheid van een bespreking van het rapport in het Advocatenblad is als vindplaats van het rapport vermeld: www.advocatenorde.nl/newsarchive/cvvc_eindrapport_062004.doc.
29 Om die reden heeft de leiding van de sector Civiel van de rechtbank Den Haag bekend gemaakt dat door de rechters is besloten een beperkend beleid te gaan voeren ten aanzien van verzoeken om een voorlopig getuigenverhoor, die er op neerkomt dat wanneer een dergelijk verzoek wordt toegestaan, dit eerst op een termijn van tenminste zes maanden zal worden geappointeerd, zie het Haags Baliebulletin van mei 2004, p. 9-10.
30 HR 6 april 1967, NJ 1967, 243; HR 19 oktober 1979, NJ 1980, 125 m.nt. WHH; HR 3 september 1993, NJ 1993, 714; HR 23 februari 1996, NJ 1996, 395.
31 HR 9 oktober 1998, NJ 1998, 853.
32 MvA II, Parlementaire Geschiedenis 3, p. 916.