ECLI:NL:PHR:2005:AR2932
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Mr. P.W. van der Kruijs
- Mr. J.L.E. Marchal
- Rechtspraak.nl
Gebruik van foto's van verdachte in opsporingsonderzoek en de rechtmatigheid daarvan
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van het gebruik van een foto van de verdachte in een opsporingsonderzoek. De foto was verkregen uit de paspoorten- of rijbewijzenadministratie van de gemeente en werd gebruikt in een fotoselectie voor getuigenidentificatie. De verdediging stelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond op het moment van het opvragen van de foto, wat volgens hen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte vormde, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof oordeelde echter dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt was en gerechtvaardigd door de dringende noodzaak om de daders van een omvangrijke strafzaak te identificeren. De foto was vrijwillig door de verdachte aan de gemeente verstrekt, wat de rechtmatigheid van het gebruik versterkte. Het hof verwierp de bezwaren van de verdediging en oordeelde dat het gebruik van de foto niet disproportioneel was. De verdediging voerde ook aan dat de getuigenverklaringen onrechtmatig verkregen bewijs waren, maar het hof oordeelde dat de verklaringen betrouwbaar waren en dat de procedurele waarborgen niet waren geschonden. De Hoge Raad bevestigde de beslissing van het hof en oordeelde dat er geen schending van de persoonlijke levenssfeer had plaatsgevonden, aangezien de foto rechtmatig was verkregen en slechts beperkt was gebruikt in het kader van het opsporingsonderzoek.