ECLI:NL:PHR:2002:AD8044
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. de Vries Lentsch-Kostense
- Rechtspraak.nl
Schadestaatprocedure inzake loonvordering en matiging in arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een schadestaatprocedure die voortvloeit uit een arbeidsgeschil tussen [eiseres] en [verweerster]. De Kantonrechter te Oostburg had eerder op 28 oktober 1993 vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen partijen en had [eiseres] veroordeeld tot betaling van loon, vakantietoeslag en vergoeding voor niet genoten vakantiedagen. Dit vonnis werd later door de Rechtbank te Middelburg op 7 december 1994 vernietigd, maar de Hoge Raad heeft op 29 december 1995 het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's Gravenhage. Het Gerechtshof bekrachtigde op 6 maart 1997 de eerdere vonnissen van de Kantonrechter.
In de schadestaatprocedure heeft [verweerster] een vordering ingesteld tot betaling van een bedrag van f. 391.061,-. [Eiseres] heeft de juistheid van deze schadestaat niet betwist, maar heeft wel een beroep gedaan op matiging van de vordering. De Kantonrechter te Terneuzen heeft in een tussenvonnis van 30 september 1998 geoordeeld dat de matigingsbevoegdheid analoog kan worden toegepast in dit geval. De Kantonrechter heeft de loonvordering beperkt tot de periode van 1 januari 1991 tot 31 december 1993 en de wettelijke verhoging tot 10% vastgesteld.
De Rechtbank te Middelburg heeft in haar vonnis van 22 december 1999 de Kantonrechter gevolgd in zijn oordeel over de aansprakelijkheid, maar heeft de matiging van de loonvordering aan de hand van het dictum van het vonnis van de Kantonrechter van 28 oktober 1993 beoordeeld. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Kantonrechter geen uitspraak had gedaan over de hoogte van het bedrag, maar dat de wettelijke verhoging op 50% moest worden gesteld. De Rechtbank heeft de vordering van [verweerster] toegewezen, maar de mogelijkheid tot verdere matiging van de loonvordering werd als niet mogelijk beschouwd.
De Hoge Raad heeft in deze cassatieprocedure geoordeeld dat de Rechtbank onjuist heeft geoordeeld over de matigingsbevoegdheid en dat de matiging van de loonvordering in beginsel mogelijk is. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en verwijzing ter verdere behandeling en beslissing.