1. Publicatieblad 1962, nr. 60, verbeterde versie Pb. 1965, 59. De Jurdoc CD-rom, uitgave 1999, noemt als laatste wijziging de landsverordening van 17 juli 1986, P.B. 1986, 96. Het Hof vermeldt in zijn bestreden vonnis (ro. 3.1.) laatstelijk is gewijzigd bij P.B. 1997, 237. In dat vonnis is de tekst van de artt. 1 t/m 5 van de verordening opgenomen
2. Van henzelf of hun ouders; zie art. 1 LTU.
3. Stb. 1955, 136, sedertdien gewijzigd.
4, Vgl. B. de Gaay Fortman, Toelating, verblijf, vestiging en uitzetting in de Nederlandse Antillen, West-Indische Gids 1959, p. 1 e.v., i.h.b. p. 3 e.v.
5. Dit probleem is in de onderhavige zaak en de daarmee verwante zaak (cassatienr. R 99/40 HR) aan de orde.
6. Nl. dat in het midden kan blijven of, en zo ja onder welke wettelijk te bepalen omstandigheden, wel aanvaardbaar is dat de Nederlandse Antillen niet langer geacht worden als eigen land voor deze groep te gelden.
7. Het beroep van de Nederlandse Antillen is ingeschreven onder nr. R 99/40 HR. In die zaak concludeer ik heden eveneens.
8. Destijds waren er, naast Antilliaanse Nederlanders, nog twee hoofdgroepen: Nederlanders uit het Rijk in Europa en uit Suriname.
9. Vgl. s.t. advocaten Nederlandse Antillen, nr. 2.3, p. 3-4. Zie ook A.B. van Rijn, Het Antilliaanse vreemdelingenrecht in discussie, TAR-Just 1991, p. 215. Vgl. voor de door het Hof aangenomen bevoegdheid C. Borman, Het Statuut voor het Koninkrijk, 1998, p. 77 en A.B. van Rijn, Staatsrecht van de Nederlandse Antillen, 1999, p. 77-80 (ook aangehaald door de advocaten van de Nederlandse Antillen).
10. Trb. 1978, nr. 177, p. 7-8 (Nederlandse tekst).
11. Trb. 1978, nr. 177, 37-38.
12. Trb. 1978, nr. 177, 40-41.
13. Vgl. M. Nowak, United Nations Covenant on Civil Political Rights. CCPR Commentary, 1993, p. 221.
14. Stb. 178, 624; aangehaald in Trb. 1978, nr. 177, p. 29.
15. Trb. 1990, 159, p. 2-3 (Nederlandse tekst). Bij inwerkingtreding van Protocol nr. 11 bij het EVRM, op 1 november 1998, is dit artikel voorzien van de titel "vrijheid van verplaatsing" (vgl. Trb. 1994, 165 en Trb. 1998, 95).
16. Zie voor de Nederlandse tekst Trb. 1990, nr. 159, p. 3 en de wijzigingen als opgenomen in Trb. 1994, nr. 165, p. 11-12. Deze wijzigingen zijn per 1 november 1998 in werking getreden. De verschillen ten opzichte van de oude tekst zijn voor deze zaak niet relevant. Ik ga daarom niet in op vragen van overgangsrecht.
17. Stb. 1982, 89. Ook aangehaald in Trb. 1982, nr. 102, p. 2.
18. M.v.t., kamerst. [II 1978-1979], 15 396 (R1110), nrs. 1-3, p. 7-8.
19. V.v., kamerst. id., nr. 5, p. 11.
20. M.v.a. II., kamerst. II [1980-1981], id, nr. 6, p. 14.
21. Cassatierekest, p. 10 (de bladzijden zijn niet genummerd).
22. Vgl. A.B. van Rijn, Staatsrecht van de Nederlandse Antillen, p. 21-22.
23. Cassatierekest, p. 9.
24. Vgl. s.t. advocaten Nederlandse Antillen, nr. 2.11, p. 7.
25. S.t. onder 2.14, p. 8.
26. Vgl. a.-g. Koopmans voor HR 22 december 1995, NJ 1998, 217, onder 6, p. 1134 rk.
27. Art. 2, lid 2, io. art. 12 IVBPR,art. 26 IVBPR, art. 2 io. art. 6 IVESC, art. 14 EVRM io. artt. 2 en 3 Protocol no. 2 EVRM Het Hof bedoelt kennelijk Protocol no. 4 EVRM.
28. Vgl. HR 4 maart 1988, NJ 1989, 875, m.nt. E. A. Alkema ro. 3.5, p. 3454 rk; HR 7 mei 1993, NJ 1995, 259, m.nt. E. A. Alkema, ro. 3.3, p. 1180 lk; HR 7 november 1997, NJ 1998, 399, m.nt. P.J. Boon, ro. 3.6, p. 2263 lk en HR 8 mei 1998, NJ 1998, 496, ro. 3.3.1, p. 2837 lk. .
29. Vgl. s.t. advocaten Nederlandse Antillen, nr. 2.16, p. 8.
30. Trb. 1966, nr. 237, nadien verschillende keren gewijzigd..
31. Trb. 1980, nr. 146, nadien verschillende keren gewijzigd..
32. MvA I Goedk.wet (S&J74-Ib, p. 999); P. van Dijk, De conventie inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, totstandkoming, inhoud en toezichtprocedures, in: Ars Aequi Libri - Rechten van de Mens - 6, 1985, p. 7 en N. Lerner, The U.N. Convention on the Elimination of all Forms of Racial Discrimination, 1980, p. 28-30 (laatstgenoemde ook aangehaald door de advocaten van de Nederlandse Antillen, s.t. nr. 2.17, p. 19). Vgl. Comité ter uitbanning van Rassendiscriminatie 18 maart 1991, NCJM 1991, p. 599 en de noot van T.M. Schalken onder HR 14 maart 1989, NJ 1990, 29, p. 124 lk. .
33. M.v.a., kamerst. II [1969-1970], 9724, nr. 6, p. 1 (Uitvoeringswet IVUVR).
34. Dit blijkt m.i. uit EHRM 28 mei 1985 (§ 78), NJ 1988, 187, m.nt. E. A. Alkema, nr. 3.16.
35. Vgl. EHRM 28 mei 1985, NJ 1988, 187, m.nt. E. A. Alkema.
36. Vgl. HR 5 september 1997, NJ 1998, 686, m.nt. J. de Boer; HR 15 juli 1998, NJ 2000, 168, HR 17 augustus 1998, NJ 2000, 169 en HR 12 mei 1999, NJ 2000, 170, m.nt. A.R. Bloembergen. Scheltema betoogt in zijn noot onder HR 22 december 1995, NJ 1995, 217 (onder 2, p. 1139, lk) dat de rechter o.g.v. de jurisprudentie van de Hoge Raad slechts een marginale toetsingsbevoegdheid heeft m.b.t. regelgeving en bestuur. Zie in dit verband ook HR 8 mei 1998, NJ 1998, 496, ro. 3.3.3.
37. Vgl. HR 4 maart 1988, NJ 1989, 875, m.nt. E. A. Alkema en EHRM 28 mei 1985, NJ 1988, 187, m.nt. E.A. Alkema.
38. Vgl. EHRM 28 mei 1985, NJ 1988, 187, m.nt. E. A. Alkema en HR 7 mei 1993, NJ 1995, 259, m.nt. E. A. Alkema.
39. Kennelijk heeft, of had, het onderwerp ook de aandacht van de politieke organen; vgl. A.B. van Rijn, Het Antilliaanse vreemdelingenrecht in discussie, pp. 209 en 218-220.
40. Vgl. A.B. van Rijn, Staatsrecht van de Nederlandse Antillen, p. 72-74. Zie ook O.Th. Genée, Het recht van vestiging en de vrijheid van dienstverlening in de betrekkingen tussen de Nederlandse Antillen en de Europese Gemeenschap, in: Met het oog op Europa,TAR-just. 1991, p. 111.
41. Vgl. HR 20 april 1990, NJ 1992, 636 (ro.3.2.), m.nt. E.A. Alkema en de conclusie voor dat arrest, afd. 4 (i.h.b. § 4.2.4.) en a.-g. Spier voor HR 8 mei 1998, NJ 1998, 496, § 4.35 en de aldaar genoemde verdere gegevens.
42. Vgl over deze materie P.J. Boon, J.G. Brouwer en A.E. Schilder, Regelgeving in Nederland, 1999, pp. 175-180.
43. Het zesde associatiebesluit (91/482/EEG) gold o.g.v. art. 240 ervan aanvankelijk voor een periode van tien jaar vanaf 1 maart 1990. Bij besluit van de Raad van 25 februari 2000 (2000/169/EG) is art. 240, lid 1, van Besluit 91/482/EEG vervangen door: "Dit besluit is van toepassing tot en met 28 februari 2001." Een nieuw associatiebesluit is in voorbereiding.
44. Uit de bijlage bij het inleidend verzoekschrift blijkt niet dat een van de verzoekers afkomstig is uit een andere EGlidstaat dan Nederland, of aldaar woonachtig is.
45. Vgl. K.J.M. Mortelmans en H.A.G. Temmink, Het vrije personenverkeer tussen de Nederlandse Antillen en Aruba en de Europese Gemeenschap, in: Met het oog op Europa,TAR-just. 1991, pp. 60-62; O.Th. Genée, a.w., p. 107-108.
46. A.w., p. 107-108.
47. HvJEG 6 oktober 1981, zaak 246/80, Jur. 1981, p. 2311 (ro. 20), SEW 1984, p. 532, m.nt. P. van Nuffel.
48. HvJEG 3 oktober 1990, zaak C-61/89, Jur 1990, I-3551 (ro. 11).
49. HvJEG 3 oktober 1990, gevoegde zaken 54/88, 91/88 en C-14/89, Jur 1990, I-3537, roo. 10-11.
50. HvJEG 12 december 1990, gevoegde zaken C-100/89 en C-101/89, Jur 1990, I-4647.
51. Vgl. Genée, a.w., pp. 102-103, 105, 112 en A.B. van Rijn, het Antilliaanse vreemdelingenrecht in discussie, p. 215.