ECLI:NL:PHR:2000:AA7959
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Doodslag door verdachte op zijn vrouw met een mes, bewijsvoering en cassatie
In deze zaak is de verzoeker, veroordeeld door het gerechtshof te ’s-Gravenhage voor doodslag op zijn vrouw, in cassatie gegaan. Het hof had de verzoeker een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd, en de vordering van de benadeelde partij was toegewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Moszkcowicz, stelde middelen van cassatie voor, waarbij hij betoogde dat de bewijsmiddelen niet voldoende waren om zijn schuld aan de levensberoving te onderbouwen. De verzoeker ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat hij zijn vrouw in een bloedbad had aangetroffen na een wandeling buiten. Het hof had echter vastgesteld dat de verzoeker opzettelijk met een mes in zijn vrouw had gestoken, wat leidde tot haar dood. De bewijsvoering was gebaseerd op verschillende getuigenverklaringen en forensische gegevens, waaronder de omstandigheden van de avond voor de moord, de emotionele toestand van de verzoeker en zijn vrouw, en de bevindingen van de politie ter plaatse. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de ontkenning van de verzoeker niet aannemelijk was, en dat er een hiaat in de bewijsvoering was dat niet was gedicht. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat de zaak moest worden vernietigd en terugverwezen naar een ander hof voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige bewijsvoering en de verplichting van de rechter om alternatieve verklaringen van de verdediging serieus te overwegen en adequaat te motiveren.