ECLI:NL:PHR:1999:7
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. Machielse
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ongegrondverklaring klaagschrift teruggave inbeslaggenomen bescheiden met betrekking tot advocaat en verschoningsrecht
In deze zaak heeft de rechtbank te Amsterdam op 9 oktober 1998 een klaagschrift van verzoeker tot teruggave van inbeslaggenomen bescheiden ongegrond verklaard. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H. Peek, heeft cassatie aangetekend. De middelen van cassatie zijn identiek aan die in een andere zaak (nr. 3941) en de conclusie van de advocaat-generaal strekt tot verwerping van het beroep. De zaak draait om de beschermde positie van de advocaat in het kader van artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Tijdens een huiszoeking zijn bescheiden in beslag genomen die volgens verzoeker onder de bescherming van artikel 98 Sv vallen. De rechtbank heeft overwogen dat de geheimhoudingsplicht van de advocaat niet absoluut is en dat in uitzonderlijke gevallen, zoals bij verdenking van betrokkenheid bij ernstige misdrijven, de inbreuk op het verschoningsrecht gerechtvaardigd kan zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige verdenkingen tegen verzoeker bestaan, waaronder deelname aan een organisatie die zich bezighoudt met fraude en valsheid in geschrift. De Hoge Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden in deze zaak zodanig uitzonderlijk zijn dat het verschoningsrecht van de advocaat niet kan prevaleren boven het belang van de waarheidsvinding. De conclusie van de advocaat-generaal is dat de rechtbank niet onterecht heeft geoordeeld dat de inbeslaggenomen bescheiden relevant zijn voor het onderzoek naar de strafbare feiten.