ECLI:NL:PHR:1999:6
Parket bij de Hoge Raad
- M.J. Machielse
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ongegrondverklaring klaagschrift teruggave inbeslaggenomen bescheiden met betrekking tot advocaat en verschoningsrecht
In deze zaak heeft de rechtbank te Amsterdam op 9 oktober 1998 een klaagschrift van verzoeker tot teruggave van inbeslaggenomen bescheiden ongegrond verklaard. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H. Peek, heeft cassatie aangetekend. De middelen van cassatie zijn identiek aan die in een andere zaak (3941 Besch) en de conclusie van de advocaat-generaal strekt tot verwerping van het beroep. De zaak draait om de beschermde positie van de advocaat als verschoningsgerechtigde, zoals vastgelegd in artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Tijdens een huiszoeking zijn bescheiden in beslag genomen die volgens verzoeker onder de bescherming van artikel 98 Sv vallen. De rechtbank heeft overwogen dat de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de advocaat niet absoluut zijn en dat in uitzonderlijke gevallen, zoals bij verdenking van betrokkenheid bij ernstige misdrijven, een inbreuk op deze rechten gerechtvaardigd kan zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige verdenkingen tegen verzoeker bestaan, waaronder deelname aan een organisatie die zich bezighoudt met misdrijven zoals valsheid in geschrift en oplichting. De rechtbank concludeert dat de inbeslaggenomen bescheiden licht kunnen werpen op de verdenkingen en dat de uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigen dat het verschoningsrecht van de advocaat wordt doorbroken. De Hoge Raad bevestigt deze overwegingen en verwerpt de cassatie.