ECLI:NL:PHR:1996:3

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 februari 1996
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
102.32
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • P. de Vries
  • F. Fokkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-naleving van art. 51 Sv en gevolgen voor terugwijzing in strafzaken

In deze zaak heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage bij verstek een straf opgelegd aan de verzoeker wegens tweemaal rijden onder invloed. De verzoeker heeft via zijn advocaat, mr. A.A. Franken, cassatie ingesteld en één middel voorgesteld. Dit middel betrof de niet-naleving van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat de politierechter de zaak bij verstek heeft afgedaan in afwezigheid van de raadsvrouwe. De verzoeker stelde dat de correspondentie die aan de schriftuur was gehecht, aantoont dat er een raadsvrouwe aanwezig was, en dat het hof de zaak ten onrechte zonder nader onderzoek bij verstek heeft afgedaan.

De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelt dat de overgelegde correspondentie niet bij de opgezonden stukken zat, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs leidt tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken, zoals HR NJ 83, 707, geoordeeld dat niet-naleving van artikel 51 Sv kan leiden tot nietigheid, maar in dit geval is er een relativering van deze nietigheid aan de orde. De Hoge Raad wijst erop dat er geen wezenlijk verschil is tussen het niet-verwittigen van de raadsman en het niet-verlenen van het woord aan de aanwezige raadsman. Beide situaties belemmeren de verdachte in zijn recht op verdediging.

Daarom concludeert de Procureur-Generaal dat, hoewel het middel terecht klaagt over de niet-naleving van artikel 51 Sv, dit niet leidt tot vernietiging van het arrest in hoger beroep. Er zijn geen gronden gevonden waarop de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

Nr. 102.320
Zitting 20 februari 1996
Conclusie inzake:
[verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
1. Aan verzoeker is door het gerechtshof te 's-Gravenhage bij verstek straf opgelegd wegens tweemaal rijden onder invloed.
2. Namens verzoeker heeft mr A.A. Franken, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat art. 51 Sv niet is nageleefd: uit de correspondentie gehecht aan de schriftuur zou blijken dat zich in eerste aanleg een raadsvrouwe heeft gesteld zodat de politierechter de zaak ten onrechte bij verstek en in afwezigheid van de raadsvrouwe heeft afgedaan; deswege had het hof de zaak evenmin zonder nader onderzoek dienaangaande bij verstek mogen afdoen.
4. De thans overgelegde correspondentie bevindt zich niet bij de ingevolge art. 433 Sv opgezonden stukken. Zij geeft echter wel voet aan de gedachte dat bedoelde brieven ten onrechte niet in het dossier zijn gevoegd (de griffie heeft dit inmiddels telefonisch bevestigd). Op grond daarvan zou kunnen worden aangenomen dat in eerste aanleg het met nietigheid bedreigde voorschrift van art. 51 Sv niet is nageleefd.
5. In HR NJ 83, 707 is in een enigszins vergelijkbaar geval gecasseerd; zie ook HR NJ 1988, 838 en NJ 1991, 546. Met mijn ambtgenoot Fokkens (conclusie bij HR DD 95.338 en Trema 1995, blz. 32) meen ik echter dat de post-Lala-rechtspraak van de Hoge Raad (HR 3 januari 1995, NJ 1995 nr. 517 nt AHJS, HR DD 95.163 en DD 95.171) noopt tot relativering van de nietigheid op het verzuim van art. 51 Sv. Tussen het niet-verwittigen van de raadsman/-vrouwe van de zitting (met als gevolg dat deze niet in de gelegenheid is het woord tot verdediging te voeren) en het niet-verlenen van het woord aan de wel aanwezige raadsman/-vrouwe, bestaat immers geen wezenlijk verschil. In beide gevallen mist de verdachte de mogelijkheid zich te doen verdedigen. Het ware onlogisch in het ene geval terugwijzing naar de eerste aanleg te verlangen en in het andere geval niet. Dat betekent dat hof -het vonnis in eerste aanleg, zij het op een andere grond, vernietigend- in casu niet gehouden was de zaak terug te wijzen naar de politierechter; zie ook HR DD 95.343.
6. Het middel behoeft derhalve, hoewel het terecht klaagt over niet-naleving van art. 51 Sv in eerste aanleg, niet te leiden tot vernietiging van het in hoger beroep gewezen arrest. Gronden waarop Uw Raad gebruik zou behoren te maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,