Uitspraak
[woonplaats].
1.De bestreden einduitspraak
2.Het cassatieberoep
3.De conclusie van het Openbaar Ministerie
4.Bewezenverklaring
5.Beoordeling van het middel
7.Beslissing
7 mei 1996.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 1996 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wegenverkeerswet. Het Gerechtshof had het vonnis van de Politierechter vernietigd en de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, evenals een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.A. Franken.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er een verzuim heeft plaatsgevonden in de procedure, namelijk dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman. Dit is in strijd met de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering, specifiek artikel 51, dat waarborgt dat de verdachte recht heeft op een eerlijke behandeling in twee feitelijke instanties. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft afgezien van de terugwijzing van de zaak naar de Politierechter, ondanks het feit dat de hoofdzaak door de Politierechter was beslist zonder dat de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren.
De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter bij verstek is gewezen. De zaak wordt terugverwezen naar de Politierechter voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de naleving van procesregels en het recht van de verdachte op een eerlijke rechtsgang, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.