Conclusie
totalewinst op de juiste wijze berekend wordt en dat de activa op de juiste waarde worden gesteld; in volgende jaren gaat het om de berekening van de
jaarlijksewinst volgens goed koopmansgebruik” ( blz. 342 regels 31 t/m 34).
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak staat de vraag centraal of een stichting, die onderwijs biedt en niet op winst is gericht, goodwill kan activeren op de openingsbalans bij de overgang van de onbelaste naar de belaste sfeer. De stichting, opgericht in 1977, heeft in de periode van 1 januari 1982 tot 31 juli 1983 een positief vermogen opgebouwd door college- en cursusgelden. De Inspecteur der Vennootschapsbelasting heeft de stichting als belastingplichtig aangemerkt, wat leidde tot een aanslag. De stichting heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep aangetekend bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat oordeelde dat de stichting belastingplichtig is en de winstberekening van de Inspecteur aanvaardde. Het Hof stelde dat de winst volgens goed koopmansgebruik moet worden bepaald en dat activering van goodwill in strijd is met dit beginsel. De stichting betoogt in cassatie dat zonder activering van goodwill een fiscaal resultaat ontstaat dat onterecht de waardeverandering uit de onbelaste tijd omvat. De Procureur-Generaal concludeert dat de beslissing van het Hof juist is, omdat goed koopmansgebruik zich verzet tegen de activering van zelfgekweekte goodwill, zolang er geen sprake is van winstrealisatie. De zaak benadrukt de complexiteit van de fiscale behandeling van goodwill bij de overgang naar belastingplicht en de noodzaak om de activa op de juiste waarde te stellen op de openingsbalans.