ECLI:NL:ORBBACM:2014:8
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over aftrekbaarheid van persoonlijke lasten en kosten van een creditcard in belastingaanslag
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 maart 2014 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van persoonlijke lasten in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een inwoner van Curaçao, had bezwaar aangetekend tegen een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2010, waarbij het belastbaar inkomen was vastgesteld op NAf. 32.160. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot NAf. 29.660, maar de belanghebbende was het hier niet mee eens en ging in beroep.
Tijdens de zitting op 27 september 2013, waar de Inspecteur der Belastingen niet aanwezig was, heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht. De Raad heeft de zaak aangehouden en op 28 oktober 2013 vond een tweede zitting plaats, wederom zonder de Inspecteur. De belanghebbende heeft diverse stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt, waaronder betalingsbewijzen en verklaringen van verzekeringsmaatschappijen.
Het geschil draaide om de vraag of het belastbaar inkomen correct was vastgesteld en welke kosten aftrekbaar waren. De Raad heeft vastgesteld dat bepaalde kosten, zoals hypotheekrente en premies voor levensverzekeringen, aftrekbaar zijn, maar dat de kosten voor de creditcard niet als aftrekbaar konden worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat deze kosten verband hielden met het aangaan van een geldlening.
Uiteindelijk heeft de Raad het beroep gegrond verklaard en het belastbaar inkomen vastgesteld op NAf. 25.637, waarmee de aanslag werd verminderd. Deze uitspraak benadrukt het belang van het kunnen aantonen van de relatie tussen kosten en de belastingplicht.