ECLI:NL:ORBBACM:2014:5

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 maart 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
2010-45398
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 maart 2014 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting. De belanghebbende, X NV te Curaçao, had bezwaar aangetekend tegen naheffingsaanslagen die waren opgelegd over de jaren 1999, 2000 en 2001, inclusief een boete van 25%. De naheffingsaanslag over 1999 was gedateerd op 30 december 2004, terwijl de aanslagen over 2000 en 2001 op 28 januari 2005 waren gedateerd. De Inspecteur der Belastingen had op 29 juni 2009 de naheffingsaanslagen en boeten verminderd, waarna belanghebbende op 19 juli 2010 in beroep ging tegen deze verminderingen.

Tijdens de zittingen op 16 mei 2013 en 28 oktober 2013 zijn de standpunten van beide partijen besproken. De Raad heeft vastgesteld dat de brief van 6 december 2004, waarin belanghebbende reageerde op een conceptrapport, niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt, omdat de naheffingsaanslagen op dat moment nog niet waren vastgesteld. De Raad oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij bezwaar had gemaakt tegen de naheffingsaanslagen. Het beroepschrift werd gezien als de eerste reactie op de aanslagen, maar was niet tijdig ingediend binnen de vereiste termijn van twee maanden na de dagtekening van de naheffingsaanslagen.

De Raad concludeerde dat de beschikkingen van de Inspecteur van 29 juni 2009 niet konden worden aangemerkt als 'uitspraken' in de zin van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). Hierdoor was het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk. De Raad verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk, waarmee de uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 24 maart 2014, nr. 2010-45398
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao
inzake:
X NV te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde B,
tegen
de Inspecteur der Belastingen, de Inspecteur.

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de jaren 1999, 2000 en 2001 met 25% boete. De naheffingsaanslag over 1999 is gedagtekend 30 december 2004, de naheffingsaanslagen over 2000 en 2001 zijn gedagtekend 28 januari 2005.
1.2
De Inspecteur heeft op 29 juni 2009 de naheffingsaanslagen en boeten verminderd. Belanghebbende is op 19 juli 2010 in beroep gekomen tegen deze verminderingen.
1.3
De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.4
Ter zitting van 16 mei 2013 te Willemstad is namens belanghebbende verschenen C. De Inspecteur is niet verschenen.
1.5
Ter zitting van 28 oktober 2013 te Willemstad is namens de Inspecteur verschenen mw. mr. A. Belanghebbende is niet verschenen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
In 2004 is namens de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Daarvan is een conceptrapport uitgebracht. Belanghebbende heeft op het conceptrapport gereageerd bij brief van 6 december 2004. In die brief heeft belanghebbende vermeld dat ten onrechte een correctie was voorgesteld ter zake van de aftrekbare voorbelasting en dat ten onrechte boeten waren aangekondigd. Volgens het definitieve rapport zou de correctie ter zake van aftrekbare voorbelasting worden geschrapt.
2.3
De brief van 6 december 2004 is door de Inspecteur in 2009 in behandeling genomen waarna ambtshalve de aanslagen zijn verminderd.

3.Geschil

3.1.
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende beroep kon instellen tegen de beschikkingen van 29 juni 2009. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, is naar de Raad begrijpt, de hoogte van de naheffingsaanslagen en boeten in geschil.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) kon belanghebbende binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van de naheffingsaanslagen bij de Inspecteur in bezwaar komen.
5.2.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij na het opleggen van de naheffingsaanslagen bezwaar heeft gemaakt. De brief van 6 december 2004 kan niet als bezwaar worden aangemerkt nu die brief, gelet op de inhoud, niet was gericht tegen de naheffingsaanslagen maar tegen het conceptrapport. Op 6 december 2004 waren de naheffingsaanslagen immers nog niet vastgesteld en belanghebbende kon redelijkerwijs ook niet menen dat dat het geval was.
5.3.
Het beroepschrift is dan de eerste reactie op de aanslagen. Het beroepschrift zou als bezwaarschrift aangemerkt kunnen worden. Het is echter niet ingediend binnen twee maanden na de dagtekening van de naheffingsaanslagen zodat het niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Daarvan uitgaande ziet de Raad geen reden het beroepschrift als bezwaarschrift door te zenden naar de Inspecteur.
5.4.
Nu belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de boeten, kunnen de beschikkingen van de Inspecteur van 29 juni 2009 niet worden aangemerkt als “uitspraken” in de zin van artikel 30 van de ALL. Op grond van artikel 31 van de ALL kan belanghebbende alleen beroep instellen bij de Raad tegen een ingevolge deze landsverordening door de inspecteur gedane uitspraak. Nu van zodanige uitspraken geen sprake was, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

6.Beslissing

De Raad verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. M.T. Boerlage (voorzitter), E.F. Faase en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren (leden), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. N. Martines en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2014.